IJmkers ! Sluit U bij de IJmkersvereeniging aan,
steunt haar zooveel ge kunt; 't is in uw eigen belang !


We leven in een omgeving, waarin het aantal ijmkers betrekkelijk klein is. De jaren van kwijning en achteruitgang hebben er zich duchtig doen gevoelen en vele plaatsen zijn er aan te wijzen, waar vroeger stallen stonden, welke thans verdwenen zijn, omdat hunne eigenaars gestorven zijn zonder opvolgers te hebben nagelaten. Toch zijn er gebleven en in den laatsten tijd neemt zelfs hun aantal eenigszins toe. Voor hen is het bovenstaande niet van belang ontbloot, we willen trachten daarop een antwoord te geven.

Dat het aantal ijmkers stijgende is, kan men zonder twijfel ten deele toeschrijven aan de werking van de bestaande Vereeniging. Met loffelijken ijver pakt ze de koe bij de horens en werkt ze rusteloos voort in de richting van het voorop gestelde, de bevordering van den bloei van dezen tak van bestaan. Reeds dit feit moest voor iederen ijmker de prikkel zijn zich aan te sluiten. Dit nu schijnt niet het geval te wezen; velen immers onthouden zich, anderen trekken zich terug. Het besef van de waarde van vereeniging en samenwerking is nog niet tot hen doorgedrongen. Men zou zich wel willen aansluiten, als er maar oogenblikkelijk geldelijk voordeel mede te behalen was.
Dit nu is zelden het geval, ook de Vereenigitig kan het niet aanbieden. Daarom wenscht men er niet van gediend te zijn. Daarbij komt nog de omstandigheid, dat de Vereeniging zoo krachtig ijvert voor den lossen bouw der bijenwoningen en tevens aandringt op wetenschappelijke ontwikkeling bij de beoefening der bijenteelt. Onze ijmkers echter zijn zoo gewoon aan den strookorf, zoo gehecht aan deze, dat ze hem noode zouden afstaan. Ook is de beoefening van de teelt voor hen veelal meer bij- dan hoofdzaak ja, niet zelden liefhebberij. Dientengevolge houden zij de praktijk hoog en zijn ze wars van alles, wat naar geleerdheid zweemt. Geen wonder dus, dat ze in het streven van den bond niet zien, wat deze werkelijk wil en hetgeen van zooveel belang is.

Of men dan tevreden is met den toestand? In geenen deele. Men klaagt steen en been, men wenscht naar meerderen bloei, naar meer voordeel, doch bij dit klagen en wenschen vergeet men, dat alleen door samenwerking een beteren toestand kan geboren worden. Wat de Vereeniging dan wil? In de eerste plaats meerdere volmaking van het bedrijf door het in toepassing brengen van den lossen bouw in strookorf en kast, door de verbetering van den vasten bouw, door de vermeerdering van de kennis van het leven en werken der nijvere diertjes. Zij wil het streven wekken deze na te bootsen, althans ze te eerbiedigen. Praktijk en theorie tracht zij te vereenigen tot een schoon geheel. Daarbij vergeet zij niet te jagen naar meerdere winsten, naar grooter voordeel. Grooter aanbod, meerdere vraag, zuiverden producten zijn haar doel. Overal tracht zij de gelegenheid open te stellen om zich te voorzien van den smakelijken en gezonden honing, mits deze zuiver en onvervalscht zij. De honingpot van alleer moet opnieuw op de ontbijttafel verschijnen, het gebruik van de inlandsche waar dient de plaats in te nemen van de weinig waardige uitheemsche soorten en het verloren gebied heroveren, de mee die aloude volksdrank, behoort in eere hersteld en het onheilig gebruik van alcohol terug te dringen, het was wederom eene eereplaats in te nemen in zoo menig bedrijf. Niet in eens zal dit bereikt worden, doch hoe grooter de samenwerking, zooveel te sterker de krachtsuiting en des te spoediger de zegen. Daarom sluite ieder imker zich bij de Vereeniging aan.

Meerder vraag, meer aanbod ! De Vereeniging heeft dit niet uit het oog verloren. Zij heeft zich tot de verschillende besturen der gemeenten gewend om den aanplant van honinggevende gewassen te bevorderen ; zij richtte zich tot spoor- en trammaatschappijen teneinde een goedkoop en doelmatig vervoer der volken te verkrijgen en den ijmker steeds in de gelegenheid te stellen zich en zijn bijen te verplaatsen naar de oorden, waar het gewin beter is dan in zijn omgeving; zij stelde eenieder in staat om op goedkoope wijze zich te voorzien van doelmatige gereedschappen; en eindelijk opende zij op tal van plaatsen cursussen ter vermeerdering van kennis, deed zij lezingen houden, verspreidde zij nuttige lectuur, kortom verzuimde zij niets, wat kon strekken tot verhooging van den bloei van dezen tak van bestaan. Doch dat alles vraagt geld, eischt belangstelling. Daarom, ijmkers, onthoudt die Vereeniging uwen steun niet, stort uwe contributie en toont uwe belangstelling en moge deze laatste niet terstond in zichtbare winsten worden omgezet, weest verzekerd, dat elke goede zaak eerst wordt verkregen door veel en allerlei opofferingen. Wie in dezen alles wil, krijgt ten slotte niets.

H. GIETEMA IJz, KOOTEN, 4 Mei 1903.