UIT DE PRAKTIJK. Overwinteren met heidehoning.


Daar er nu en dan nog al eens geschreven is over het al of niet met succes overwinteren met heidehoning, wil ik wat van mijn ervaring en van die van anderen uit mijn omgeving in het "Maandschrift" meededen.
Het jaar 1902 kan voor de bijenteelt in het algemeen, misschien voor deze streek, de omgeving van Roermond, in het bizonder onder een van de slechtste jaren gerekend worden. Het voorjaar was koud, Mei koel en nat, Juni en Juli waren al niet veel beter, er moest bijna tot Augustus gevoerd worden. De bijen waren dan ook in een toestand, toen ze op de heide kwamen, dat men bevreesd was (althans voor de nazwermen), dat ze van honger zouden omkomen. Doch Augustus gaf eenige buitengewoon schoone honingdagen, zoodat men op het laatst toch met zijn bijen zoo wat stationair bleef. Maar de inwintering moest op risico ondernomen worden, in de eerste plaats werden er velen te licht opgezet, en ten tweede bestond de voorraad, ik kan wel zeggen uitsluitend uit heidehoning.

En nu de uitkomst? Na den winter hoorde men algemeen zeggen: de bijen hebben zich goed gehouden, wel zijn ze licht, maar goed gezond, ja, zelden zijn ze gezonder door den winter gekomen dan dit jaar.
Van loop is hoegenaamd niets te bespeuren geweest, ze waren na den winter zoo rein als voor den winter, wel een bewijs, dat heidehoning best geschikt is om te overwinteren, wanneer de bijen zich van tijd tot tijd maar eens kunnen ontlasten, en mij dunkt, dit laatste geldt niet alleen voor heidehoning, maar voor alle soorten honing zonder uitzondering.
Zouden de bijen eerder loop krijgen van heidehoning dan van boekweithoning? Of nog beter gezegd, zullen de bijen daar loop van krijgen? (Hier noemt men het aan de gauwe komen.) Velen zullen misschien de waschvrouw, die op een zonnigen dag in den winter haar wit waschgoed wat al te dicht bij den bijenstand uitgespreid had, wel hebben hooren zeggen: "de bijen hebben mij de wasch bedorven, er zijn overal gele plekken op." Wij zouden dit in den heelen omtrek van den bijenstal te zien krijgen, als overal wit lijnwaad uitgespreid was geworden, maar dat noemt men geen loop, als de bijenwoning maar niet bevuild is.

Mijn opvatting is deze. Door een te lange opsluiting gedurende den winter worden de bijen door uitersten nood gedwongen hunne natuurlijke behoeften in hunne woning te doen, waardoor de lucht daarin verpest wordt, de bijen worden dan ziek en sterven langzamerhand ten deele of geheel uit, als de imker niet te hulp komt. Het beste zal dan wel zijn om de bijen zoodra mogelijk in een andere woning over te brengen.

R.J., Mei 1903.