Centralisatie bij de bijen. Haar invloed op de honing-opbrengst,

(vervolg blz. 87, juni 1903)
van den Eerw. Heer PINCOT. (L'Apiculteur 1895, No. 6).

III. Concentratie van den voorraad.

Onveranderlijk beginnen de bijen hunne provisie neer te leggen in het midden van de groep, dicht bij het broed.
Zij beginnen te stapelen in den kop van den korf, vervolgens van achteren en eindelijk ter zijde, naar mate het gewin goed is, zoodat zij met dit werk voortgaan, altijd van het midden naar de uiteinden. Indien men een tafel dicht bij het broed wegneemt, herbouwen zij die oogenblikkelijk en vullen ze met honing, alvorens verder te gaan, en dat met een verwonderlijke vlugheid in tijd van gewin. Menigmaal heb ik de bijen in de lente en in den herfst, als de voorraad in het midden opraakt, verrast, bezig den honing uit de uiterste raampjes over te brengen, hoewel er 2, 3 en zelfs 4 raampjes vol honing tusschen stonden, waaraan zij niet raakten.

De centralisatie der provisie is zoo instinctmatig bij de bijen, dat, indien men een ledig opzet tusschen het broed en een vol opzet plaatst, en het gewin ophoudt, de bijen den honing van den bovensten opzet overbrengen naar den ledigen, om de verbreking der centralisatie te verhelpen.
Alzoo bewijzen vaststaande feiten, dat de centralisatie in de groep, in het broed en in de provisie een wezenlijk kenmerk (karakter) is van het instinct der bijen. Uit deze synthesis laten zich de volgende stellingen afleiden:
1e. De centralisatie ligt in de natuur van het instinct der bijen. Dit heeft men gezien.
2e. Naar mate deze centralisatie bevorderd of tegen gewerkt wordt, is het resultaat verschillend. Dit heeft men eveneens gezien.
3e. Telkens als deze centralisatie gestoord wordt, doelen al de pogingen der kolonie om ze zoo spoedig mogelijk te herstellen, want het instinct in het dierenrijk kan niet geheel veranderd worden; zoo dikwijls het geweld wordt aangedaan, ontwikkelt zich een krachtige reactie, om het evenwicht te herstellen.
4e. Hoe meer de centralisatie wordt verbroken in het volle gewin, des te grooter zal de opbrengst van honing zijn; vooropgezet altijd, dat deze tegenwerking niet op het broed wordt toegepast, want krachtens de 3de stelling zou het resultaat juist andersom zijn; men moet in dien tijd de kolonie van het broedzetten afhouden om den oogst te sparen.

Deze 4 stellingen geven de oplossing van de verschillen, die ik bij den aanvang van dit artikel heb aangeduid.

1. In den horizontalen korf van 20 raampjes wordt de centralisatie begunstigd door alle omstandigheden. Bij gevolg is krachtens de 2de stelling de opbrengst nul in middelmatige jaren, want de leg der koningin wordt niet belemmerd door den dagelijkschen inbreng. Daar de ontwikkeling van het broed overheerschend is in het instinct der bijen gedurende het warme jaargetijde, volgt daaruit, dat als de dagelijksche inbreng niet meer overvloedig is, alles voor het broed wordt gebruikt, waaruit zich laat verklaren de 18 of 19 raampjes broed op de 20; bij gevolg geen overschot van provisie.

Als van den anderen kant de bijen genoeg plaats in de groote korven vinden, zwermen ze weinig of in 't geheel niet; tengevolge, dat in de middelmatige jaren, en deze zijn er vaak genoeg in onze streken, men met deze kasten noch zwerm, noch honing heeft: magere uitkomst voor den bijenhouder.
Om, een aanzienlijke opbrengst van de korven te trekken, is het noodig, dat de centralisatie bij de bijen tegengewerkt wordt op een der punten, hetzij bij de groep, hetzij bij de provisie op het oogenblik van het gewin. De heer VIGNOLE heeft het zeer goed gevat, vandaar zijne wijze van kunstzwermen te maken. De heer LAYENS erkent het ook, maar wat laat, - zonder te waarschuwen laat hij de aanhangers van zijne zoogenaamde vereenvoudigde methode in de steek om terug te komen op de meer samengestelde methode van dezen patriarch in de bijenteelt. Maar waartoe zouden zulke groote korven dienen, als een korf van 50 liter voor het kunstmatig zwermen voldoet. Gedurende 25 jaar gebruikt de heer VIVIEN-JOLY deze methode bij zijn korven van 50 liter inhoud. Zooals ik met eigen oogen heb kunnen zien, verkrijgt hij betere resultaten dan die opgegeven door den heer DR LAYENS in de nummers van Januari en Februari van "L'Apiculteur" 1895.

2. In de wijze van kunstzwermen van den heer VIGNOLE wordt de centralisatie der groep tegengewerkt, toepassing van de 3e stelling. De koningin wordt weggenomen van den stam; daardoor heeft de leg opgehouden en bijzonder de leg van darren, omdat gewoonlijk het tijdstip van het kunstmatige zwermen dat van het leggen van darren voorafgaat. De krachten der kolonie komen oogenblikkelijk in beweging om den aanslag op de centralisatie te herstellen door het kweeken van nieuwe koninginnen; maar in afwachting op den leg der jonge koningin vermindert het broed van dag tot dag; al de levendige krachten der kolonie blijven vrij voor het gewin, dat op zijn best.is, de honing wordt niet gebruikt voor het broed, dat uitloopt en op het tijdstip, dat de jonge koningin den leg wil beginnen, neemt men den korf om hem te oogsten. Deze wijze van handelen geeft altijd vrucht, maar zij brengt een aanmerkelijk werk mede en op vasten tijd, hetgeen niet ieder past.

3. Door de plaatsing van groote opzetten met raampjes van 33 X 33 op het broednest wordt de centralisatie van den honing tegengewerkt: toepassing van de 3de stelling. Zonder twijfel de 2 of 3 broedtafels, geplaatst in dezen opzet in dezelfde richting als die van het broednest, bewaren de centralisatie van het broed in verticale richting. Maar aan elke zijde zijn zij ontbloot van provisie; al de energie van de kolonie spant zich om deze bres te herstellen, en wordt daardoor grootendeels afgetrokken van de verzorging van het broed. Als de aanslag op de centralisatie hersteld is, is het gewin reeds aan 't afnemen, de ontwikkeling van het broed teruggehouden, slorpt niet alle provisie op; van den anderen kant verhinderen deze groote opzetten het natuurlijk zwermen, zelfs als er reeds aanstalten toe gemaakt zijn, zooals ik dit heb uitgelegd in een ander artikel, verschenen in het laatste nummer van "L'Apiculteur" No. 206. De kolonie stuurt alzoo haar machtig leger in het veld tot het dagelijks verzamelen van provisie. In één woord het gebruik van groote opzetten bereikt hetzelfde als de methode VIGNOLE met geen of zeer weinig werk, hetgeen zeer verkieslijk is.
Men zal mij tegenwerpen, dat met de methode van het onderdrukken van het zwermen de vernieuwing der koninginnen geen plaats heeft, dit is een dwaling. In mijn stal heb ik verscheiden kolonies, die sedert 1891 niet gezwermd hebben, na den langen en straffen winter, dien we nu gehad hebben, worden ze nog onder de beste gerekend; van 36 korven voor den winter bleven er nog 34 over; ik had geen moerlooze en het broed ontwikkelde zich regelmatig, zelfs in den zwaksten.

4e. Door de plaatsing van kleine opzetten van 11 X 33 is de centralisatie der provisie verbroken, maar op een meer complete en duurzamer wijze dan met de groote opzetten; toepassing van de 3de en 4de stelling.
Indien men de raampjes in de richting der raampjes van het broednest plaatste, zouden de bijen eerst de raampjes correspondeerende met het broednest van honing voorzien. Alzoo den slag toegebracht aan de centralisatie en den voorraad hersteld hebbende, zoude de macht der groep zich ontspannen en de aangrenzende raampjes zouden niet gevuld worden met den zelfden ijver, zooals ik dit aangewezen heb in de groote raampjes. De kolonie zou weer tot broedzetten overgaan, dat bij voorkeur haar doel is; bij gevolg zou er minder honing te oogsten zijn.
Maar door de raampjes in tegenovergestelde richting van die van het broednest te plaatsen, zijn de bijen verplicht al de opgezette raampjes te vullen ten einde geheel of volkomen de breuk in de centralisatie der provisie te herstellen en al het broed met verzegelden honing te dekken. Dadelijk nadat ik door het glaasje, waarvan mijn opzet is voorzien, ontdek, dat de honing zich uitstrekt tot het achterste raampje (gewoonlijk is dit het laatst gevulde) hef ik den vollen opzet op, plaats een ledigen en zet daarop den vollen om ze verder te laten afwerken. Door deze handelwijze houd ik gedurende het geheele gewin alle krachten der kolonie in touw tot herstel van de bres in de centralisatie van den voorraad; de oogst, die de velden opleveren, geeft de middelen; zij worden afgehouden van de groote productie van broed, welke broedzetting gedurende den oogst schadelijk is. Op deze wijze heb ik in het laatste jaar sterke kolonies gedwongen tot vulling van drie opzetten, inhoudende bijna 60 pond honing, op deze wijze verklaart zich het groote onderscheid in opbrengst tusschen kleine en groote opzetten.

Maar waarom kan men de groote opzetten niet plaatsen in denzelfden zin als de kleine? Ik zou antwoorden, dat dan in het begin van het gewin de temperatuur nog niet warm genoeg en bestendig is, en de groote inhoud der groote opzetten een groot nadeel kan veroorzaken aan de concentratie der warmte noodig voor het broed, en den dood van het broed kan te weeg brengen en bij gevolg vuil broed. Dit is de voornaamste reden, waarom ik de groote opzetten niet gebruik in den zelfden zin als de kleine. Ik eindig met een opmerking met betrekking tot het raampje 33 X 33. Het is noch te hoog, noch te laag. Indien het hooger was, zou er boven het broed een genoegzaam dikke laag honing zijn, alsdan zouden de bijen minder het verbreken van de centralisatie door de plaatsing van het opzet gevoelen en er met minder animo ingaan; dit is een wel gestaafd feit.

Indien het raampje minder hoog was, zou er niet genoegzaam honing zijn boven de groep voor de overwintering. In een langen en strengen winter kan de groep zich door de koude niet ter zijde wenden; is er geen honing boven haar, dan sterft zij van honger met overvloed aan weerskant. Dit is wat dit jaar gebeurd is voor 2/3 der korven van een flinken bijenstal, waarvan de raampjes niet meer dan 27 duim hadden. Een mijner kolonies zat bij het begin van den winter op raampjes, waarvan de top ontbloot was van honing tengevolge van langdurige moerloosheid; hoewel dit was hersteld in het laatst van het gewin, en de korf sterk was bevolkt, is zij gestorven van kou en honger in de buurt van 20 à 25 pond honing, die ik ter zijde had gesteld. Een der grootste diensten, die de Eerw. heer VOIRNOT aan de bijenteelt bewezen heeft, is geweest het verspreiden van den kubiek-korf met raampjes 33 X 33. Zie hier een treffend geval. De heer VIVIER-JULIE, bijenhouder te M., kende niets van de werken en geschriften van VOIRNOT, hij is door 30 jaren beredeneerde praktijk tot dezelfde slotsom gekomen als de beroemde bijenhouder VOIRNOT. De praktijk gegrond op de natuur en niet op vooringenomenheid is het ware. De natuur en het instinct der bijen veranderen niet, ziedaar het ware voor alle landen. De oogst verschilt volgens de honingrijkheid der landstreken, dit is ook waar. Maar dit laatste punt verwarren met het eerste en daaruit besluiten, dat men groote en zeer groote korven moet hebben, zonder werk van de zijde van den imker, dit is buiten het ware.
Om te besluiten, het instinct van centralisatie bij de bijen is een belangrijk element, waarmede men rekening moet houden; aan ieder zij het nu overgelaten daarvan partij te trekken in de behandeling zijner bijen en daarvan het meest mogelijke voordeel te hebben.