Hoe den verkoop van honing te vermeerderen?


Het Augustus-nummer van "L'Apiculteur" is heel wat lijviger dan gewoonlijk, omdat het "Jaarboek van den Bond der Fransche Vereenigingen voor Bijenteelt over 1903", daaraan is toegevoegd. Deze bond telt 80 vereenigingen, grootere en kleinere. Wat daarin omgaat, kan ons veel leeren van 't lijden en verblijden van de bijenteelt in Frankrijk. 't Is niet onmogelijk, dat, als wij dat "Jaarboek" inzien, wij wat zullen vinden, waaraan we ons spiegelen kunnen - een schoen vinden, die ons past, en dan ook maar aan moesten trekken.

Een van de eerste punten, die in de zitting van 13 Maart l.l. in behandeling genomen werden, was de slechte verkoop van honing, een tweetal verhandelingen waren daarover ingediend; de samenstellers bekijken, al mogen zij elkaar hier en daar de hand reiken, de zaak uit een verschillend oogpunt. Wij willen er een beknopt overzicht van geven, ook van 't geen in de zitting er nog over gezegd werd.

De heer LéON DUFOUR begint met de opmerking, dat de bijenteelt in de laatste jaren aanmerkelijk is vooruitgegaan, dat door verbeterde methoden en gereedschap de honingopbrengst veel vermeerderd is. Maar …… de honing wordt niet verkocht, er moet naar nieuwe gelegenheden gezocht worden om dien aan den man te brengen, den honing en wat er uit bereid wordt.
Ieder zoekt zijn waar tegen den hoogsten prijs te verkoopen, dat is natuurlijk, maar toch wil de heer DUFOUR een raad aan de bijenhouders geven, hij zegt: "De bijenhouders kunnen propaganda maken, aan anderen vertellen, dat van al dergelijke zaken niets boven honing gaat en 't veel beter is om honing te eten dan suikergebak. Maar er zijn huisgezinnen, die op de centen moeten passen om rond te kunnen komen. In zoo'n geval geeft een huismoeder geen 20 cent uit om 't genoegen te hebben de bijenhouders van hun honing af te helpen, als ze er met 12 of 15 cent af kan komen door suiker of vruchten te gebruiken. Al mag men dan nog zoo welsprekend er over staan te oreeren, dat honing zooveel beter is dan suiker, men preekt voor dovemans ooren. Alleen wanneer we honing tegen nabij komende prijzen kunnen leveren, zullen we kans hebben om te verkoopen".

Het heffen van een inkomend recht laat de heer DUFOUR hier buiten beschouwing, maar elke maatregel, welke dan ook, waar de honing duurder door zal worden, zal den bijenhouders geen voordeel, wel nadeel opleveren, want het honingverbruik zal er door verminderen - men zal niet alleen moeielijk verkoopen en tot geen omzet komen, men zal niets meer aan den man brengen. Honing is geen levensbehoefte: wordt de prijs hooger dan staken de verbruikers.
Wij gaan verder, zegt de schrijver, om wezenlijk tot iets te komen, zou de prijs nog lager moeten worden. De bijenhouders moeten de opbrengst vermeerderen, ze moeten van de bijen halen, wat er van gehaald kan worden. Door een groote opbrengst worden de onkosten minder, kan men tot lagere en toch nog winstgevende prijzen verkoopen.

Hoe moet de omzet vermeerderd worden?
De pers kan natuurlijk daar bij veel steun geven. Niet zoo zeer de vakbladen komen daarvoor in aanmerking, ze worden bijna uitsluitend door vakmannen gelezen, die 't er al van te voren mee eens zijn, daardoor verkoopt men voor geen cent honing meer. De landbouwpers komt er voor in aanmerking, maar vooral de algemeene pers, dag- en weekbladen, allerlei tijdschriften. De artikelen daarin komen onder de oogen van een breeden kring lezers, die in de termen vallen om honing te gebruiken.
Een goedkoop geschriftje, waarin de goede eigenschappen van den honing vermeld worden, kan verspreid worden. Het gebruik van honing in het huishouden kan daarin besproken worden, maar daarbij moet men zich hoeden op een klip te verzeilen door omslachtige recepten te geven, ze moeten eenvoudig zijn, gerechten, die in 't gewone huishouden gebruikt worden - als ze zóó ingewikkeld zijn, worden ze mogelijk een keer voor de aardigheid beproefd, maar daarmee houdt 't dan ook op.

Men moet niet te veel opsnijden van de heilzame eigenschappen van den honing, die alle kwalen zou genezen! Eenvoudige aanwendingen, waarvan men de goede uitwerking kent, zijn best; men lacht er mee en schenkt er geen vertrouwen meer aan, wanneer 't al te mooi wordt voorgesteld. Beknopte, duidelijke mededeelingen omtrent 't gebruik van honing moeten worden gedrukt - de vereenigingen moeten er werk van maken om die te verspreiden - gewoonlijk beschikken die wel niet over veel kas, maar op deze wijze aangewend zou het geld stellig ten nutte van de bijenhouders komen. De vereenigingen konden ook een goed voorbeeld geven bij het gebruik van honing, men moet de feestmaaltijden alleen maar in die hotels houden, waar honing gebruikt wordt, en dat moeten dan plaatselijke bladen opnemen. Op zoo'n feestmaal moet honing op de spijslijst voorkomen.
In de plaatselijke couranten moet vermeld staan, dat die en die hotels honing als toespijs geven, en men zou die bladen met de duidelijke advertenties aan de andere hotelhouders kunnen zenden.

Bizondere aandacht verdient het oprichten van syndicaten, dit moet ernstig overwogen worden, 't oprichten daarvan kan voor bijenhouders geen meerdere bezwaren opleveren dan bijv. voor landbouwers, enz. Eenvoudige ontwerpen voor de oprichting en samenstelling moeten ter beschikking gesteld worden. De syndicaten moeten zich over een niet te groote omgeving uitstrekken, ze moeten den verkoop van den honing voor hunne rekening nemen, er voor zorg dragen, dat ze 't vertrouwen van de verbruikers genieten door beste waar te leveren; de oogsten van kleinere producenten kunnen zij sorteeren en die sorteeringen samen voegen. Op de voordeeligste voorwaarden kunnen zij gereedschappen voor de leden aankoopen.
Maar vooral moet de producent zich inspannen om zijn waar geplaatst te krijgen. Hij moet de klanten opzoeken, mogelijk eens een pot honing present geven, in ieder geval geen te hooge prijzen vragen. Wij herhalen 't, als de honing te duur is, zal er niemand van koopen. De honing moet er smakelijk uitzien, een nette verpakking, een etiquet, dat 't oog goed doet, enz.
Op verschillende tentoonstellingen moet ingezonden worden. Overigens blijft 't een feit, dat in de bijenteelt, evenals in alle bedrijven, er zijn, die slagen, omdat zij daartoe den weg weten te vinden, en anderen, die lijdend afwachten, van wien 't ons niet verwondert, dat ze geen succes hebben. 't Is waarschijnlijk, dat in vele gevallen meerdere inspanning ook betere resultaten zou geven.

De bereiding van mee zou ook van belang kunnen zijn, die zal in wijnbouwende streken wel geen aftrek vinden, maar kan wel appelwijn en bier vervangen - daardoor zou heel wat honing tegen goeden prijs opgeruimd worden.
Het was verdient evenzeer de aandacht. De opbrengst voorziet niet in de behoefte van Frankrijk, er moet ingevoerd worden, men kan op een afzet tegen loonende prijzen rekenen.
Wat de opbrengst betreft wordt de vraag niet altijd zuiver gesteld – ‘t is niet de vraag om den meesten honing te krijgen, maar wel om van het ingestoken kapitaal 't meeste voordeel te trekken.
In dit opzicht valt er nog te onderzoeken en zullen er mogelijk veranderingen te brengen zijn in de behandeling der bijenkasten.
* * *
*


De schrijver van de tweede memorie, de heer THIBAULT, begint met te zeggen: Wil een dokter een ziekte genezen, dan moet er die ten minste zijn, en 't is misschien niet kwaad om eens na te gaan of werkelijk de verkoop van honing zoo slecht is. Verkoopt de bijenhouder met verlies? Ik ben zoo vrij dat te betwijfelen.
Laat ons eens nagaan. Een bijenwoning met volk en 't geen men daarbij noodig heeft, kost (in Frankrijk) f 30.-, omdat in 20 jaar, de rente à 4 pCt. berekend, terug te hebben, moet ‘t jaarlijks f 2.20 opbrengen. En dan is na 20 jaar 't kapitaal nog niet weg, een deel van 't gereedschap is verloren gegaan, maar de bijen zijn er nog en de korven hebben ook nog waarde.
Voor arbeidsloon behoeft niet veel in rekening gebracht te worden.
Een volk moet jaarlijks f 4.- à f 4,50 opbrengen en dat verkrijgt men zeker zelfs bij de laagste prijzen - volgens elders opgemaakte prijsnoteeringen zou een bijenhouder nu nog 100 pCt. à 200 pCt. en meer kunnen maken, dan kan men den verkoop toch wezenlijk zoo slecht niet noemen.

Maar 't is een feit, dat de prijzen achteruit zijn gegaan - verschillende omstandigheden zijn daarvan de oorzaak, maar dat is niet alleen bij den honing 't geval. Daar staat weer tegenover, dat men ook vrij wat meer oogst, de bijenhouder haalt tegenwoordig belangrijk meer uit zijn woningen met lossen bouw, dan vroeger uit den strookorf.
't Is ongelukkig, dat de botterikken, de mannen van de sleur, de onoplettenden geen rekening meer kunnen maken. Heel wat moet er geleerd worden door bijenhouders, die niet kunnen verkoopen, die geen honing kunnen winnen, die er geen nuttige aanwending voor hebben - ook door het publiek, dat den honing niet weet te gebruiken.
De bijenhouders moeten begrijpen, dat een overvloedige opbrengst altijd voordeelig is, de honingpot moet in de eenvoudigste huishouding op tafel staan - alles, wat 't leven gemakkelijker maakt, is vooruitgang, en elke prijsvermindering van voedingsmiddelen heeft dat tengevolge.

Men moet wel bedenken, dat de tegenwoordige honingopbrengst in Frankrijk maar luttel is, er wordt een zeer klein deel geoogst van ‘t geen 't land op zou kunnen brengen. Op het programma der vereenigingen moet nog langen tijd staan : onderricht en aanwakkering.

Die ideale opbrengst is nog niet bereikt, dus ook nog niet de ideale prijs – ‘t is een tijdperk van overgang dat - hoe lang nog duren kan?
De prijs van den honing en de afzet is de groote vraag voor eenigen, niet voor allen, er zijn er die nooit verlegen zitten met hun waar, ook zijn er weer anderen, die hun eigen gewonnen honing gebruiken. De bijenhouders moeten zelven een goed voorbeeld geven. Als 80.000 bijenhouders in Frankrijk met hun gezin 100 kilogr. gebruikten, dan zou er niets meer voor de verdere bevolking overblijven, want dat zou 8000 ton zijn, en de opbrengst was gemiddeld maar 7800 ton.
En 100 kilogr. is niet overdreven veel; dat is een "pièce" mee, eenige liters likeur en azijn, verder zoo'n 20 kilogr. honing in natura of in spijzen gebruikt.

Die weg is te volgen, men kan dien ten minste wel opgaan. De schrijver zegt, dat de bijenhouder dus nog niet tot stille berusting behoeft te vervallen, in afwachting van moederlijke zorgen van den staat, die ons aan beschermende rechten zal helpen. Wel zou was en wat er uit bereid wordt, bij invoer belast kunnen worden, verschillende omstandigheden zouden dit billijken, en mogelijk zouden we dan in plaats van honing - in hoofdzaak was kunnen winnen. Op 't oogenblik bedraagt in Frankrijk de invoer van was 270.000 tot 300.000 kilogr., daar zou men meer dan 500.000 kilogr. honing voor noodig hebben.

* * *
*


Bij de bespreking van dit onderwerp in deze zitting waren verschillende personen, aan 't woord. De schrijvers der memories lichtten die nog toe, die van den heer LEON DUFOUR vond bij de groote meerderheid instemming, de opvatting van den heer THIBAULT vond veel bestrijding. De verkoop ging slecht, men kan niet verkoopen wat er gewonnen wordt - van syndicaten werd wel wat verwacht - mee komt altijd duurder dan appelwijn of bier - 't zou geen verbetering geven, als men zelf den honing ging eten - als de wijn geen afzet vindt, raadt men den wijnbouwer toch ook niet aan om hem maar op te drinken.