ZWITSERSCHE RASSENTEELT.

(CHR. BOESCH, Bruggen bij St. Gallen).
Overgenomen uit "Elsass-Lotharingscher Bienen-Züchter", Juli-Augustus 1903.

't Is een lust om te leven, als wij er naar streven opgewekt aan den arbeid te zijn. 't Geeft vreugde, als de vaardige arbeider een verheven, hem loonend doel voor oogen heeft. 't Is een lust zoo bedrijvig, als 't tegenwoordig onder de Zwitsersche bijenhouders toegaat. "Rassenteelt" is 't wachtwoord. 't Strijdgewoel om de vraag welke bijenwoning is verstomd; nu is 't van een bijzaak tot de hoofdzaak gekomen.
't Is bekend, dat de Zwitsersche bijenhouders voortreffelijk georganiseerd zijn, 't is mogelijk, dat de vereeniging de leiding der rassenteelt regelt. De talrijke, over 't geheele land verdeelde observatie-stallen vormen even zoovele bereidwillige, als vertrouwbare posten om hoofd- en detail-vragen te onderzoeken.

Geloof nu maar niet, lieve lezer, dat alles koek en ei is! Evenals bij de woningvraag heeft men ook bij de teeltvraag twee partijen, die, als 't zoo voorkomt, van geheel verschillende meeningen zijn. Dat komt altijd ten voordeele der goede zaak; want zonder tegenwerking gaat men niet standvastig vooruit! Wij hebben twee vechthanen: de heer KRAMER in Zürich, de zeer verdienstelijke president van de Zwitsersche Vereeniging van Bijenvrienden, is de vader van de heele, zegenrijke beweging en vertegenwoordigt de Zwitsersch-Duitsche richting; terwijl de predikant STRäULI in Scherzingen voor de Amerikaansche teelt opkomt. "Zij trekken in verschillende richtingen op en behalen te zamen de overwinning" ; de vijand heet de sleur volgen en gebrek aan nadenken.

De heer KRAMER heeft zijn meeningen en rijke ondervinding op overtuigende wijze meegedeeld in het Vlugschrift "De rassenteelt van den Zwitserschen bijenhouder" (à Mk. 1 bij den schrijver, den heer J. KRAMER, in Zürich N, Weinbergstraat). Dit werk wordt voor nauwlettende studie ten zeerste aanbevolen. Wij verkrijgen daarin over de hoofdpunten van hetgeen, waarnaar bij de teelt gestreefd wordt, een klare voorstelling: Teelt van een goed passend ras - "elk land heeft het beste ras" - strenge keuze der fokdieren naar 't geen zij volbrengen, nauwlettend toezien op den stamboom, de groote beteekenis van den dar, de kenteekenen van een goed gesteld volk, raszuivere teelt, inteelt, bloedverversching en kruising. In 12 verdere hoofdstukken wordt met opvallende bekwaamheid de praktijk van de koninginneteelt behandeld. Wezenlijk, 't is zoo niet dadelijk aan die uitstekende verhandelingen te zien, wat daar een tal van waarnemingen en onderzoekingen voor noodig zijn geweest.

"Wanneer moet men fokken"? In den zwermtijd; dat is 't ware oogenblik, anders slaagt men niet zoo goed. Kweek niet, als de dracht te weinig is, noch als ze overvloedig is! "Welk ras wilt ge kweeken"? "Op de zuivere teelt der beste volken van ons inlandsch ras moeten wij in de eerste plaats bedacht zijn, zij geeft ons de goede mannelijke fokdieren. Van dat stelsellooze kruisen moesten wij waarlijk genoeg hebben". Zeker is 't voor velen iets nieuws, 't feit, dat bijeneieren per post verzonden kunnen worden, zonder daarvan schade te ondervinden. Zoo is 't aanschaffen van vrouwelijk fokmateriaal even goedkoop als gemakkelijk. Van groot belang is ook de verzorging van den kweekstok; "een koningin moet niet in 't armenhuis worden opgekweekt". Een hoofddoel van 't praktische gedeelte vormt de beschrijving van KRAMER's koninginne kweekkastje.

Die kweekkast heeft uitstekend voldaan. Zonder gevaar voor de edele inwonenden kan ze naar het fokstation vervoerd worden, in een omgeving, waar geen bijen gehouden worden, heeft men een stoeterij van rasdarren, die de jonge koninginnen met vreugde verwachten. Om minder passende mannelijke fokdieren te weeren, levert ook de darrenval een niet te versmaden hulpmiddel op. De darrenval volgens 't systeem BÖSCH heeft 't groote voordeel, dat ze heel spoedig met darren vol raakt en voor de arbeidsters geen hinder oplevert.

De Eerwaarde heer STRÄULI heeft een tweede uitgave van zijn vlugschrift 't licht doen zien en uitgewerkt tot een dik boek over bijen, van 308 bladzijden, waarvan het beste hoofdstuk de "Amerikaansche koninginneteelt" behandelt. Niemand zal 't boek lezen zonder er voor zijn bedrijf voordeel uit te halen. ('t werk van STRÄULI: "De Dadant-Alberti kast voor een bijenpaviljoen ingericht" is bij den schrijver hiervan voor Fr. 3.50 te bekomen). Als de uitgever van 't feestnummer, mijn geëerde collega, de heer DENNLER in Mützig, mij niet stellig verplicht had zeer beknopt te blijven, dan zou ik maar al te gaarne gaan uitwijden en aan de lieve lezers ook de Amerikaansche methode in hoofdtrekken gaan meededen; maar altijd is ’t beter de hoofdstukken, die daarop betrekking hebben in 't boek van STRÄULI na te lezen.

Maar omdat ik nu juist van de jaarlijksche samenkomst van. fokkers op den Rosenberg in Zug, 't Mekka van den Zwitserschen bijenhouder ben teruggekeerd, kan ik toch zoo kort niet afbreken en veroorloof mij tot slot de tien geboden voor den koninginnekweeker mee te deelen.
1. Gij zult niet kweeken, als er geen dracht is of, als ze te overvloedig is.
2. Gij zult niet kweeken met vegers zonder vliegbijen, of met vliegers zonder broedbijen.
3. Gebruik om te kweeken een zwerm, waaraan de moederbij ontnomen is.
4. Gij zult nooit het edele fokmateriaal bij den stok voegen, als deze in hooge mate verontrust is.
5. Gij zult de waarde van het voederen noch overschatten, noch te gering schatten.
6. Gij zult den stok niet nazien zonder tot slot rijkelijk te voederen.
7. Gij zult nooit vóór den vierden dag kijken hoe 't met de teelt gesteld is.
8. Gij zult altijd in dezelfde open straat kweeken..
9. Gij zult van hetzelfde volk alleen met kweeken doorgaan, als het steeds verjongd wordt.
10. Gij zult van een hongerlijdenden honingstok niet zooveel koninginnen verwachten, als van een broedvolk.
Als ik door mijn zwakke aanwijzigingen den eenen of anderen lezer kon opwekken tot meerdere toewijding aan de koninginneteelt, dan is het doel volkomen bereikt en ik wensch hem daarbij onverwinnelijke volharding en mooi weer toe.