Internationale Landbouwtentoonstelling te Winterswijk,

9, 10 en 11 September 1903. Afd. Bijenteelt.

Hadden we den 9en, 10en en 11en eens mooi weer gehad! In September mochten we dat toch verwachten!
't Was dan een vroolijk binnen komen op die tentoonstelling geweest - 't feestgebouw, kermisdrukte - dan een belommerde landweg en daar lag, wat in de glooiing der groene, grazige wei, 't vroolijk versierde gebouwtje voor onze tentoonstelling, een achtergrond van geboomte omsloot 't zoodat 't met zijn uitstallingen en de drukte van kijkgrage bezoekers, een schilderachtig plekje zou gevormd hebben. Zij, die dat daar lieten samenstellen, verdienen zeker lof voor hun doen. Zij hebben dien mogelijk minder, te weinig vernomen, omdat in plaats van zonneschijn, regen en niets dan regen hunne en zoovele plannen dwarsboomde, en hun werken in menig opzicht daardoor niet tot zijn recht is gekomen.
Hun kan 't zeker niet verweten worden, dat bij die regenvlagen 't water door grootere en kleinere reten heendrong, en de bodem plas en dras werd, maar wij wilden daarbij even stilstaan, omdat een deel van 't tentoongestelde daardoor toch minder voldeed, vooral, als 't tegen de buitenwanden was opgesteld.

Nog een paar algemeene opmerkingen voor we een en ander gaan bespreken. De landbouwtentoonstelling was internationaal, dit kan echter niet van de afdeeling Bijenteelt gezegd worden - wij hebben van inzendingen uit 't buitenland niets gezien, ook van belangstellenden van over de grenzen niets gemerkt. Bij de inzending van den Heer P. BIJDENDIJK, Brummen, No. 494, een bijenkast, vonden wij een Duitsche prijscourant van W. GÜNTHER in Gispersleben b/ Erfurt, mogelijk was het tentoongestelde zijn fabrikant, maar de heer GÜNTHER was daarvan niet de inzender. Wij herhalen internationaal was onze afdeeling niet - er valt niet te vergelijken met de tentoonstelling te ‘s Bosch in 1902 - haast kunnen we van een lokale tentoonstelling spreken, want behalve een vijftal, zijn de andere inzenders, het waren er een twintigtal, allen uit het oostelijk deel van Gelderland.

Inzendingen van honing waren er niet veel, ze namen weinig ruimte in. Gedeeltelijk is dit daaraan toe te schrijven, dat de honingoogst nog niet afgeloopen was, maar de hoofdreden is toch wel, dat 't honinggewin dit jaar zeer slecht is. Honing in de raat, in raampjes was er zoowat niemendal, en van 't andere maar weinig - zeem- of pershoning, tap- of lekhoning ontbraken. De Heer W.A. BEIL, Dinxperlo, had een bronzen medaille uitgeloofd voor de grootste inzending uit Gelderland of Overijssel, deze werd niet toegekend. Van den honing valt dan ook niet veel te vertellen, 't meerendeel van 't ingezondene, behalve wat buiten mededinging was, vindt men in de bekroningslijst vermeld. Van 't andere product der bijen - het.was - waren er een paar goede bodems, die prijzen ontvingen, er lagen ook blokken, die alles behalve de gewenschte kleur en zuiverheid hadden. Ook hier, evenals bij den honing, was het door den heer P. BIJDENDIJK ingezondene, dat bij verscheidene nummers zeer goed voldeed, buiten mededinging, omdat deze als jury-lid optrad.

De menschen waren drukker voor de bijen, dan de bijen voor de menschen in de weer geweest: de inzendingen van handelaren in benoodigheden voor de bijenteelt namen de eerste plaatsen in en ……. ze deden 't met eere

Nu willen we nog eens rondkijken, maar plaatsen ons daarbij op een ander standpunt, verwisselen van gedaante. We hebben al zoo dikwijls van de naarstige, verstandige, enz. bijen gehoord, we hebben al zoo menigen keer de bijen met allerlei menschelijke eigenschappen bedacht gezien, we gaan dan ook als zoo'n bij en met de bijen de tentoonstelling rond.We komen daar te eerder toe, omdat bij den ingang van 't gebouw een menigte bijen om ons heen gonsde:
Hier hebben we 't maar voor 't halen! Nu we zullen in deze dagen maar geen aangelengd honingsap in de bloemen gaan zoeken, als de honing voor ons klaar staat - anders is ie op tentoonstellingen achter glas. Die boograampjes met raathoning kregen nog wel een eersten prijs, maar dat zou je nou niet meer zeggen, de raat is nog over, de honing is eruit! Wat een gezwerm van bijen, 't publiek wordt er bang van! Een paar oude bijen gaan wat verder en hebben 't samen over de korven, die er staan. Ja, ja - behoud 't goede - haast je langzaam - zachtjes aan, dan breekt 't lijntje niet - dat weten ze hier ook wel - er staan prachtige korven bij, solied spul, warm en droog, daar heeft H.W. MASSINK, Angerlo een eersten prijs voor gekregen.
Kijk, daar is KELTING uit Santpoort! Dat 's zoo'n goejert, hij heeft al heel wat bijenlevens gespaard - je moet hem hooren, als hij over den zwavellap begint. De bijtjes hebben nu zeker ook eens extra voor hem verzameld, ten minste KELTING'S Eerste Nederlandsche Handels-Bijenstand is met den eersten prijs voor slingerhoning gaan strijken. Zijn buurman, de heer HANS MATTHES, Breukelen, heeft dit maal een tweeden prijs. 't Is jammer, dat 't er hier zoo doorgeregend heeft, bij de heeren KELTING en MATTHES zijn nog aardige zaken te kijk. Je staat er verstomd van wat de menschen al niet bedenken om van ons werken, dat ze schijnheilig altijd staan op te vijzelen, te profiteeren. En de ouderwetsche bijenhouders, die toch gewoonlijk hun weetje heel secuur hebben, moeten nu nog wijzer gemaakt worden, langs nieuwe banen zal de bijenteelt tot een loonende ontwikkeling worden gebracht! Ze moeten het leven der bij en heel ons zaakje leeren kennen.

Die mijnheer MATTHES heeft een menigte plaatjes voor een tooverlantaarn bij zich, zoo kunnen wij bijv. onze pooten, onze oogen, onze tong eenige honderden malen vergroot zien - je zoudt van je fasie verschrikken - laat ze liever naar hun eigen schuurdeuren kijken, als ze onzen honing staan op te slikken! Wij doen ons best, en we hebben daar verstand van gekregen om onzen honing soort bij soort in te zamelen, maar dat is voor onze tweepootige, vleugellooze bazen nog niet genoeg. In Engeland stappen ze met gekleurde glaasjes op de tentoonstellingen rond, mijnheer MATTHES liet ze zien. Voor verschillende kwaliteiten honing zijn verschillende kleurschakeeringen vastgesteld, komt de honing met de kleur van dit of dat glaasje over een, dan behoort ie tot deze of gene klasse.
Daar is ook nog gereedschap van C.H. TAYLOR, Welwijn, Hertsh, dat's een Engelsch fabrikant, al is 't geen nummer van den catalogus, 't is toch de moeite van een kijkje waard, maar - al komt 't uit Engeland, uit Duitschland, uit Amerika - wij kunnen maar sjouwen, hebben we eindelijk alles vol gedragen, dan komen ze met hun honingslingers, die ze voor deze gelegenheid "centrifugen" genoemd hebben, en dan kun je opnieuw aan den gang.
Een bijtje, al kaal en zwart van lijf, komt aanvliegen en gonst venijnig. Komt eens even terug, hier, over de kasten van KELTING's Eerste Handelsbijen …... (toen viel 't over zijn woorden en kon er niet meer uitkomen) staat er eentje van de politie uit Almkerk (de heer KUIJK), die heeft een kast met ik weet niet hoeveel en dan zulke groote ramen - 't is beestachtig om ons dat vol te laten werken, 't zijn gekken die dat doen. Hij vertelt 't gaat goed, maar er moet een sterk volk in zijn, zoo eenige zwermen bij elkaar. Daar is ook een kastje om moederbijen te fokken op deze tentoonstelling is er niet naar gevraagd, daar is geen prijs mee te winnen.

Nu gaat 't langs de kasten en korven van KELTING's Eerste Handels-Bijenstand, Santpoort. Daar hangt een 2de prijs aan voor vraag 92: de doelmatigste bijenwoning in lossen bouw, een 3de voor vraag 92b: Verzameling van bijenwoningen in vasten en lossen bouw - 't zijn de bekende modellen van die firma, keurig geschilderd - in ieder geval kunnen, wat dat betreft, andere inzenders er wel een voorbeeld aan nemen.
Er zijn nu meer bijen aan 't rondvliegen - eenige gaan eerst de vele en groote inzendingen van den heer H.A. BEIL, Dinxperlo bekijken, maar sommige die van den heer L. VAESSEN-GRUBBEN, Maasbree. 't Is daar een heele drukte! Er klinkt een lievelijk gezoem over afkomst en familie. Die mijnheer VAESSEN-GRUBBEN, zegt er eentje, heb ik graag aan de praat, hij weet van Italiaansche, van Krainer en van allerlei bijen te vertellen, van hun goede en kwade eigenschappen, hij kent de papa's en mama's. Je moet dat volkje eens bekijken, dat daar in die observatie kast zit - dat maakt heel wat meer vertooning dan wij, die hier zoo rondvliegen, en als ze nou b.v. vroeger en meer halen, dan hebben de bijentelers van hun standpunt, al hebben wij er voor geen halven duit respect voor, groot gelijk, dat ze met die eigenschappen hun voordeel willen doen, maar laat hen bij 't invoeren van die vreemde bijen er om denken, dat wij hier thuis hooren en aan land en klimaat gewend zijn. Hier is een 2de prijs behaald voor 92b: Verzameling bijenwoningen in vasten en lossen bouw, waarbij de inzender nog aangeteekend heeft - hoofdzakelijk goedkoopere.
Nou komen we eerst recht in 't gezoem en gegons, dat verscheidene toonen hooger klinkt, wel hooren we nog gemopper over al die uitvindingen om te rooven, want de menschen zijn toch de ware bandieten, ze komen met maskers voor 't gelaat, maar .... ook aan de bijen kan de ijdelheid rare parten spelen. Zij vinden die drukte om hunnentwil toch wel heel feestelijk, ze raken in de stemming - 't schijnt of ze aan 't voorspelen zijn voor de inzendingen van den heer BEIL.

Die BEIL! die BEIL! wat een eerste prijzen! Tien eerste prijzen op 12 inzendingen en dan nog den Regeeringsprijs van f 100.-. Ja, en gaat de tentoonstelling eens bekijken, daar is me zoo iets werk van gemaakt, 't is gemakkelijker om te vertellen, wat er aan ontbreekt, dan om op te noemen wat er is. 't Staat als een paal boven water, 't is de degelijkste en volledigste inzending op 't gebied van bijenteelt op deze tentoonstelling en - weer viel 't gezoem en gegons in. Hadden de bijen 't klaar kunnen spelen, ze hadden van de ter versiering aangebrachte heidetakjes een krans gevlochten en dien den heer BEIL op 't gelokte hoofd gedrukt.
Kijk, philosopheert een naarstige werkbij, hier hebben een Berlepsch kast en een Hollandsche magazijn kast, systeem Beil, den eersten prijs gekregen voor 92: de doelmatigste bijenwoning in lossen bouw. Als je zoo nagaat welke kasten, als die vraag gesteld wordt, al bekroond werden, dan zou je voor heel wat keus staan. Nou, mij geen nood, zoo lang als de menschen geen dingen van me verlangen, die een bij niet doen kan en ons huishouden in de war zouden brengen, dan is 't mij vrij onverschillig, waar ik mijn raten bouw, mijn honing verzamel, mijn broed verzorg, en moeten zij 't liefst zoo inrichten, dat ze makkelijk aan den honing kunnen komen, want daar is 't toch om te doen, ze hinderen ons dan 't minst. Wat staan de menschen te apengapen naar die woningen voor studie en waarneming - die van den heer BEIL is een baas in zijn soort, overigens kruipen de bijen er al net zoo in rond als in de andere. Allerlei gereedschap, honing- en waspersen, honingslingers, enz., zien de bijen met scheele oogen aan, ze meesmuilen, dat 't heel goed is, meer hebben ze er niet van te vertellen.

Ze hadden, 't is buiten zoo'n ellendig weer, ten minste binnen wat bloemen verwacht, maar ze zoeken zelfs te vergeefs naar een herbarium bij de leermiddelen, dat valt hun tegen en wordt niet goed gemaakt door die wandplaten uit Oostenrijk, waar ze toch meer aan vinden dan de bijenhouders, zij hoorden vertellen, dat er nog geen enkele van verkocht was.
Nieuwsgierig vliegen ze tegen de kasten met uitstallingen van producten uit honing bereid - ze hadden wel eens gehoord van mee, honingbier, honingazijn, maar daar is niets van te vinden. Wel peperkoeken en koekjes, die de menschen heel lekker smaakten - er zijn daarvan een drietal inzendingen - de heer BEIL heeft er vruchten op honing bij staan. Een bij, die zeker veel keukenzaken moest beredderen, zegt: Zou dat nou zoo lekker zijn? Moeten ze nu ons den honing ontnemen voor een fabrikaat, dat zoo best met de veel goedkoopere suiker bereid wordt? Terwijl ze daarover en over allerlei bezig zijn en rondkijken, komt er grootere drukte onder de menschen, een paar politie-agenten verzoeken dringend om ruimte te maken, Z.H. de Prins komt! Oude en jonge bijen spoeden zich bereidwillig naar den uitgang om niet in den weg te vliegen; maar 't is slechts voor een oogenblikje, Z. H. heeft het gebouw al verlaten vóór zij weer aan den ingang terug zijn.
Hier en daar wordt nog wat bekeken en gezoemd, maar 't geeft tot geen levendiger heen- en weergegons meer aanleiding, geleidelijk verlaten zij de tentoonstelling en vliegen naar hun stand.

J.C. BOSCH, September 1903.