BRIEVENBUS.

Een Nederlandsche Bij?
Met groote belangstelling las ik het artikel »De Nederlandsche bij" van den heer VAN BRUSSEL in No. 12 van 't Maandschrift 1903.
In verband met dit artikel en het eventueel bestaan van inheemsche »oud-Nederlandsche bijen", wenschte ik 't volgende te vermelden, uit eigen ervaring.

Voor vele jaren bezocht ik den bijenstand van een ouden ijmker (ik meen een zekere VAN DER HEIDEN) te Schaik N.-B. Het was een ongunstig jaar, maar daar vond ik stokken van 50 pond, driemaal gehoogd. Het waren allen kleine, gele bijen, precies Italiaansche. De man gaf hoog op van zijn bijen, zooals er in den omtrek, naar hij zeide, geen voorkwamen, en ik geloof gaarne dat dit zoo was. Later heb ik hier niets meer van vernomen.

Drie of vier jaren geleden vond ik een bijenvolk in een hollen boom, 't was einde Augustus. Het viel mij direct op dat het zeer mooie, haast goudgele bijen waren, die volstrekt niet staken. Met betrekkelijk veel moeite klopte ik daags daarna het volkje uit den boom. Het bleek te zijn een klein zwermpje van ongeveer een half kilogr. bijen met een mooie, gele koningin, die een lang, dun achterlijf had.
Na 't uitdrijven zag ik in 't hol drie stukjes raat van ongeveer een vierk. decimeter ieder, gevuld met broed en een weinig honig (kouden bouw).
Ik bracht het volkje nu in een korf met werk en honig in een veldstal op 20 minuten afstand, waar ik meer bijen had staan.
Bij de geheele bewerking, zoowel uitkloppen als inkorven, ontving ik geen enkelen steek; die bijen waren mak als vliegen.
Tot mijn grooten spijt ging het zwakke volkje na eenige dagen verloren, wellicht door vervliegen; er waren zoo 't scheen ook roofbijen geweest. Ik meende toen, dat 't Italiaansche bijen waren, nu kom ik tot de conclusie: wellicht is 't een verdwaald zwermpje van inheemsche bijen geweest.

En ziehier waarom. Kort daarna kocht ik Italiaansche bijen, (mijn proeven en bevindingen hiermee schreef ik in No. 3 van den vijfden en No. 8 van den zesden jaargang van 't «Maandschrift"), maar die gekochte Italiaansche verschilden merkelijk met den vondeling bovenbedoeld in kleur en vorm, en vooral in aard, daar de echte Italiaansche zeer boos waren.

Ik vind het volstrekt niet onmogelijk, dat, zooals de heer VAN B. onderstelt, hier in 't zuiden nog de oorspronkelijke, gele inlandsche bij moet voorkomen. In dit geval kan de «ontdekking slechts een kwestie van tijd zijn; misschien dank de — ook in de ijmkerswereld — meer en meer veld winnende organisatie, zelfs van korten tijd ....

W.A. OTTEN, Maren bij Osch, Dec. 1903.


In verband met m'n verzoek tot opsporing van de Nederlandsche bij kan 'k nog mededeelen dat DELLA ROCCA op bl. 142 van 't tweede deel van z'n in 1760 te Parijs verschenen «Traite complet sur les Abeilles", dat langen tijd 'n standaardwerk bleef, meedeelt, dat uit Holland en Vlaanderen aurora-kleurige bijen, dus bijen met de kleur van den morgenstond in Frankrijk ingevoerd zijn.
F.C. VAN BRUSSEL.