BRIEVENBUS.

Italiaansche-Inlandsche bijen.
Mijnheer de Redacteur! Gaarne wil ik aan het verzoek van den heer F.C. VAN BRUSSEL eenigzins voldoen en in het «Maandschrift" mede deelen wat ik van de uit België hier in 1902 ingevoerde Italiaansche bijen weet.
Er zijn hier toen Italiaansche bijen aangekocht. Die zwermen waren bij aankomst klein en hebben zich tengevolge van het ongunstige weer slecht ontwikkeld. Die 't eerst aankwamen hebben zich verreweg 't best gehouden. Het weer was toen ook beter dan wat later in den tijd.
Verscheidene van die zwermen beleefden de maand April niet meer. De oorzaak was meestal te weinig volk en daardoor een zwak weerstandsvermogen. Dit was ook met die van mij 't geval, nog volop honig, maar het volk was weg.

Deze bijen zijn kleiner dan de hier bestaande, en goudachtig geel. Van nature bijzonder ijverig, maar ook zeer roofziek. Zij ontwikkelen zich zeer vroeg in 't voorjaar en loopt 't weer dan wat tegen, hetgeen nog al vaak het geval is, dan gaat het jonge broed dood, de bijen worden licht in 't gewicht, en meestal dun in 't volk. Loopt het weer evenwel mee en is 't een flink volk, dan ziet men dikwijls, dat 't een goede voorsprong maakt op andere volken. De zwermlust is bij de Italiaansche bij niet zoo groot als bij de gewone, ze is ook niet zoo steeklustig en daardoor makkelijk te behandelen, maar 't schijnt, dat ze niet zoo goed overwintert. En 't valt daarom nog wel te betwijfelen of 't aanbeveling verdient om er de voorkeur aan te geven boven onze gewone bij.

Nu dit wat onze Nederlandsche bij betreft: Ik heb, evenals meer anderen hier, in mijn bijenstal menigen korf, waarin men vele goudgeel-achtige bijen aantreft, ook zoo'n koningin, maar niet zoo helder geel als de Italiaansche bijen. Maar de bijen zijn zwaarder dan de Italiaansche, vrij wel van de grootte der anderen.
't Is mij ook wel opgevallen, dat deze bijen zich gunstig ontwikkelen. Ten slotte moet ik opmerken, dat ik hier geen bepaalde studie van heb gemaakt, mocht ik er later meer van te weten komen, dan zal ik 't gaarne in 't «Maandschrift" meedeelen.
(Waarvoor wij ons aanbevolen houden. RED.)

K. GLAS, Nietap, Januari 1904.

-------


Italiaansche-Inlandsche bijen. Mijnheer de Redacteur ! In antwoord op het verzoek van den heer VAN BRUSSEL kan dienen, dat de bijen voor twee jaren in Drenthe ingevoerd, naar ik meen Italiaansche waren, afkomstig van den heer AUGUSTE MEES uit Herenthals (België).
Sedert jaren ben ik in het bezit van bijen, waaronder gekleurde voorkwamen (niet allen). Sommige moederbijen waren mijns inziens mooier dan die der Italiaansche.
Voor twee jaren had ik een korf, die in dit opzicht uitmuntte, zoo zelfs, dat in het voorjaar bijna alle jonge bijen gekleurd uitliepen. Ik heb hier enkele bijenhouders op attent gemaakt en ze laten zien. Die moederbij is evenwel verloren gegaan. Doch ik zou me vergissen, als ik nog niet in 't bezit was van nakomelingen daarvan, bij gelegenheid wil ik dit eens nazien.
Men gelieve s.v.p. deze niet te verwarren met de Italiaansche of bastaarden daarvan, want die zijn daarvan gemakkelijk te onderscheiden.
En hiermede meen ik voorloopig aan het verzoek van den heer VAN BRUSSEL te hebben voldaan.
Van KUIJK, Almkerk, 11 Januari 1904.

-------


Koninginne Kweekkast. Mijnheer de Redacteur ! Daar ik verleden jaar veel te kampen had met zieke moederbijen, maakte ik inderhaast een kweekkastje met drie vlieggaten en plaatste dit als opzetkastje boven een moederloos volk, waaraan ik eenige dagen te voren (20 Juni,) enkele versche eitjes had gegeven in vier raampjes.
In ieder raampje hadden de bijen moedercellen aangezet.
Na verloop van enkele dagen, tegen het uitkomen, nam ik drie van de vier raampjes en plaatste die in drie afzonderlijke appartementen in het opzetkastje, elk appartement van een vlieggat voorzien en door moedergaas in verbinding met de andere bijen. Weer enkele dagen later zag ik de jonge moederbijen haar bruidsvlucht doen. Den elfden Juli daaraan volgende onderzocht ik het kweekkastje en tot mijn verwondering ontdekte ik, dat alle reeds eitjes hadden en diezelfde week ook verzegeld broed; dus in drie en twintig dagen vier bevruchte moederbijen.
Men zou een groote kast kunnen nemen, waarin men een aantal te gelijk zou kunnen kweeken om in korten tijd van een uitgelezen volk al zijn kasten of korven met een jonge, bevruchte moederbij te voorzien
Hoewel niet gevraagd, zond ik dat kweekkastje met nog een andere kast met groote ramen naar de tentoonstelling te Winterswijk, teneinde den bijenliefhebbers te laten zien, hoe men in korten tijd en op voordeelige wijze zijn volken van goede, jonge koninginnen kan voorzien.
Tot mijn leedwezen moet ik er echter bijvoegen, dat ik tot heden mijn beide kasten nog niet terug ontving.
Met de plaatsing dezer regelen zult u zeer verplichten
Uw Dw. dn.,
VAN KUIJK, Almkerk.