ALGEMEENE VERGADERING

der Vereeniging tot Bevordering der Bijenteelt, gehouden
te Utrecht 18 Febr. 1904, in het Gebouw voor
Kunsten en Wetenschappen.

De Algemeene Vergadering op 18 Febr. was talrijker bezocht dan bij vorige gelegenheden 't geval was, behalve de commissaris van de Afdeeling Noord-Brabant was het Hoofdbestuur compleet; afgevaardigden waren voor Gelderland Overijssel de heer J. ESMEIJER, voor Noord- en Zuid-Holland de heer F.C. VAN BRUSSEL, voor Utrecht de heer H. MATTHES, voor Friesland de heer R. WILMA, voor Groningen Drenthe de heer J. VEENHOVEN, voor Limburg de Weleerw. heer H. STASSEN.

De voorzitter, Baron G. DE GRANCY, sprak de leden toe en moest er tot zijn leedwezen op wijzen dat sedert we te Winterswijk bijeen kwamen, het aantal leden onzer Vereeniging er niet op vooruit was gegaan, een ongunstig jaar voor de bijenteelt had daar ook wel invloed op gehad, vele leden vooral van de Afdeeling Noord Brabant bedankten. Hoe zeer dit ook te betreuren blijft, toch staat daar tegenover, dat van andere Afdeelingen het ledental toegenomen is. Wij zien hier wat zoo menigen keer bij de oprichting van vereenigingen wordt waargenomen, de eerste aanloop bevat elementen, wier belangstelling te oppervlakkig is, of wier verwachtingen te hoog gespannen zijn, die dus teleurgesteld moeten worden; we mogen nu vertrouwen, dat er een blijvend deel is, een kern, die zich ontwikkelen zal op gezondere wijze en met goeden moed kunnen we 1904 beginnen.

Het Hoofdbestuur geeft gaarne de verzekering, dat 't steeds werkzaam is om voor de belangen der Vereeniging in de weer te zijn. Het hoopt binnen niet te langen tijd een ontwerp aan te kunnen bieden voor de zoo dringend noodige herziening der statuten.
Na een hartelijk welkom aan de leden wordt de vergadering geopend.

Medegedeeld wordt, dat de commissaris der Afdeeling Limburg, de heer E. SNELLEN, sedert voor die betrekking heeft bedankt: in zijn plaats werd de WelEerw. heer STASSEN gekozen. De plaats van tweeden voorzitter in 't Hoofdbestuur door den heer SNELLEN ingenomen, wordt thans door Mr. A.C. VAN DAALEN, Bennekom vervuld.

Den secretaris wordt verzocht de notulen der vorige vergadering voor te willen lezen, die daarna worden goedgekeurd.

Na den daarvoor vastgestelden tijd zijn nog van een tweetal Afdeelingen voorstellen ter behandeling ingekomen.
Van Gelderland-Overijssel:
dat in die Afdeeling klachten opgaan over het „Maandschrift", dat dit niet aan de verwachtingen der leden beantwoordt en dit de oorzaak is dat velen bedanken.
dat de Afdeeling bij herziening der statuten op een vereenvoudiging van de samenstelling der Vereeniging aandringt.
Van Noord- en Zuid-Holland:
dat het gewenscht is, dat het Hoofdbestuur van de spoorwegmaatschappijen betere voorwaarden tracht te verkrijgen voor het vervoer van bijen;
dat op eenige wijze een ledenlijst wordt uitgegeven.

De voorzitter stelt voor om als de tijd het toelaat, deze punten nog op de agenda te brengen, maar aan de orde is nu de vaststelling van de begrooting van 1904. De secretaris doet mededeeling van 't ontwerp dier begrooting.
De voorzitter vraagt of een der leden naar aanleiding hiervan 't woord verlangt.
De heer VEENHOVEN zegt, dat 't hem bevreemd, dat er maar f 100 voor tentoonstellingen is uitgetrokken — 8 aanvragen om subsidie zijn er ingekomen en maar één daarvan zou ingewilligd worden. Spreker wijst met klem op 't groote nut van tentoonstellingen en vertrouwt dat dit bedrag zal herzien worden.
De tentoonstelling te Assen is langeren tijd in voorbereiding, een voor de bijenteelt zeer belangrijk program heeft men daarvoor ontworpen, zoo wenscht men o.a. een prijsvraag uit te schrijven voor een populair geschrift over honiggevende gewassen, die in cultuur zijn of in cultuur gebracht zouden kunnen worden, nu de aanbouw van boekweit in Drenthe steeds minder wordt.

De voorzitter maakt er opmerkzaam op, dat vroeger een besluit genomen is om elk jaar maar eene tentoonstelling te subsidieeren, men meende, dat meerdere tentoonstellingen elkaar zouden benadeelen. Met dit besluit moeten we rekening houden, het geven van subsidie voor een prijsvraag kan nader overwogen worden.
De heer VEENHOVEN dringt er dan op aan om voor de tentoonstelling een hooger bedrag uit te trekken en wijst nog op 't groote belang van tentoonstellingen, ook omdat de imker zich bij voorkeur in zijn kring beweegt, zich zoo weinig daar buiten verplaatst.
Het denkbeeld vindt steun bij den heer J.A. HEUFF Ez., Tiel. De heer VAN BRUSSEL zou, wanneer het afgescheiden werd van de tentoonstelling, gaarne zijn steun geven aan het voorstel om een prijsvraag uit te schrijven voor een geschrift over honiggevende gewassen. De bijenteelt hangt nauw samen met die van cultuurgewassen, er zijn zeker nog planten, die daarvoor in aanmerking komen of die hier nog onbekend zijn.
De heer STASSEN dingt niet af op 't nut van een geschrift over honiggevende cultuurgewassen, maar meent, dat 't uitschrijven van een dergelijke prijsvraag en 't toekennen der bekroning op den weg ligt van 't Hoofdbestuur.
De heer VEENHOVEN stelt voor om de f 160.—, die vrij komen omdat de Secretarissen der Afdeelingen geen toelage meer zullen ontvangen, te voegen bij het voor de tentoonstelling genoteerde bedrag. Hij kan wel met het denkbeeld van den heer STASSEN meegaan, maar wordt door het Hoofdbestuur die prijsvraag uitgeschreven, dan zou er voor de tentoonstelling niets meer overblijven, als dat bedrag niet verhoogd wordt.
De heer ESMEIJER vindt een geschrift over honiggevende cultuurgewassen van groot belang, maar er moet geen subsidie verleend worden voor een bekroning, als die niet voor een werkelijk goede brochure kan uitgereikt worden. Door 't Hoofdbestuur kan een prijsvraag uitgeschreven worden en is 't antwoord daarop een bekroning waardig, dan kan die toegekend worden. De Voorzitter moet met nadruk op den finantieelen toestand der Vereeniging wijzen.

Op de voorloopige begrooting is voor de subsidie der Regeering f 1250.— genoteerd. Dit jaar is echter maar f 1200.— toegestaan, zoodat de toch al lage post voor onvoorziene uitgaven, f 41.535, niet meer gedekt is. Spreker zou zich kunnen vereenigen met het denkbeeld van den heer ESMEIJER, maar nu is de tijd voor een dergelijke prijsvraag te kort. De heer VEENHOVEN zegt, dat er nog 2 maanden verloopen, al sedert langeren tijd is het in bespreking. Hij handhaaft zijn voorstel, als 't antwoord altijd is: we hebben er geen geld voor, dan komen we niet verder. Nog andere interessante punten zal het programma der tentoonstelling ons geven; zoo o.a. omtrent de mogelijkheid van 't nog bestaan van de zoogenoemde Nederlandsche bij; de vraag omtrent honiggevende cultuurgewassen is inderdaad veel meer van algemeen belang, we komen daarmee ook op 't gebied van den landbouw.

De heer TUKKER vraagt nog 't woord en plaatst zich, wat de honiggevende cultuurgewassen betreft, op een geheel ander standpunt. In zijn omgeving ziet hij daarvan een grooten overvloed en eigenlijk geen bijen! Zoo'n groote behoefte, waarvan de heer VEENHOVEN spreekt, bestaat daaraan toch niet, er gaat zoo veel honig verloren. 't Verminderen van den verbouw van boekweit is niet de oorzaak van den achteruitgang der bijenteelt — deze is afgenomen sedert er goedkoopere honigsoorten hier worden ingevoerd uit Amerika — zonder boekweit leveren onze gewassen toch veel honig op.
Het debat over het voorstel van den heer VEENHOVEN om nog f 160.- te brengen op den voor het subsidieeren eener tentoonstelling uitgetrokken post wordt gesloten, het voorstel komt in stemming. Daarvoor stemmen de afgevaardigden van Gelderland Overijssel, Groningen-Drenthe en Utrecht, te zamen 7 stemmen. De statuten voorzien niet in 't geval van staking der stemmen, het voorstel wordt als niet aangenomen beschouwd.

De heer MATTHES vraagt of, nu er een post voor examen bijenteelt is uitgetrokken, dit ook inderdaad afgenomen zal worden, waarop de Voorzitter te kennen geeft, dat 't voornemen bestaat om daartoe gelegenheid te geven.
Verdere punten der begrooting geven tot geen opmerking aanleiding, ze wordt zonder stemming aangenomen.
(Wordt vervolgd.)