Verslag over den toestand der Afdeeling
Gelderland—Overijssel, 6 Febr. 1904.

De taak van uwen verslaggever is dit jaar bizonder onpleizierig, daar hij moet gewagen van een vrij belangrijken achteruitgang, zoowel in ledental als in aantal Onder-Afdeelingen, en voor 't overige zeer weinig heeft te vermelden, wat niet reeds is medegedeeld in het vorige verslag, uitgebracht in de Algemeene Vergadering van l Sept. 1903.
Werd die vergadering veel te laat gehouden wegens de Algemeene Vergadering der Vereeniging te Winterswijk op 12 Sept., om dezelfde reden valt zij nu te vroeg wegens de Algemeene Vergadering te Utrecht op 18 dezer. Zouden toen de mededeelingen te oudbakken zijn geweest, zoo zij slechts liepen over 1902, en den toestand onjuist weergeven, nu is een juiste mededeeling onmogelijk, daar van de meeste Onder-Afdeelingen nog geen opgaven zijn ontvangen.

Vast staat echter, dat behalve de Onder-Afdeeling Ede, ook nog zijn opgeheven, die te Epe met 22 en te Staphorst met 13 leden, en op beide plaatsen, slechts een paar leden lid zijn gebleven, terwijl Eibergen met 16 en Lonneker met 55 leden nog geen contributie, zelfs over 1903, zonden, daarbij dan nog berichten over vele bedankjes en niet inzien van het nut van het lidmaatschap. Warnsveld, met 25 leden, nam een besluit om zich af te scheiden, wat echter op een misverstand bleek te berusten, zoodat die ijverige en bloeiende jonge afdeeling waarschijnlijk nog wel behouden blijft, nu zij besloot twee harer leden naar deze vergadering te zenden, om voeling te krijgen met de Afdeeling en de Vereeniging.

Het is waarlijk geen wonder, dat Onder-Afdeelingen, niet gelegen in het middelpunt der beweging en van het verkeer, en waar toevallig niet een paar voortstuwende krachten aanwezig zijn, zoodat zij niets bemerken van wat er in en door de Vereeniging gedaan wordt, het nut daarvan niet inzien, maar daarom juist moesten de Algemeene Vergaderingen worden bezocht. Daar kan men met zijn klachten komen, met zijn verzoeken om inlichtingen of met zijn voorstellen, in plaats van onder elkaar in stilte te klagen en te mokken. In 1903 werden zelfs aangeboden lezingen geweigerd, omdat men de reiskosten, enkele guldens, te veel vond. Maar bovenal moet men zelf en met elkaar de handen uit de mouw steken, zooals gelukkig door verschillende Onder-Afdeelingen geschiedt.

En welke zijn nu die klachten, welke men zoo veelvuldig hoort? Grootendeels zijn zij onbestemd. Men schijnt te meenen dat nu de Vereeniging tot Bevordering der Bijenteelt is opgericht, alles vanzelf moet gaan, ja, dat de bijen nu ook beter moeten winnen of het weer gunstig is of niet. Misschien wordt de Vereeniging wel aansprakelijk gesteld, zelfs voor de slechte zomers, want nu het gewin tegenvalt, bedanken dadelijk tal van leden. Zouden zij bij een goed gewin dan weder lid worden? Dat zou ten minste uit hunne redeneering moeten volgen.
Is er dan niet veel meer levendigheid gekomen in de bijenteelt, in den handel ook, en zelfs in de prijzen, zoo deze maar niet gedrukt worden door de ijmkers zelven, die of slechte waar leveren, of tot elken prijs verkoopen, in plaats van aan vereenigingen te leveren en door deze te verkoopen (coöperatie, samenwerking)?

Een veelvuldig voorkomende klacht is die over het „Maandschrift". In den regel ook zeer onbestemd, maar menigmaal toch ook wel nader aangeduid. Men klaagt over den inhoud, het gehalte der stukken en zeer algemeen over het geheel ontbreken van berichten der Onder-Afdeelingen. Het is natuurlijk altijd mogelijk om een Tijdschrift belangrijker van inhoud te maken, maar dan moet er ook geld zijn, opdat men de medewerkers behoorlijk kunne beloonen, of wel laten de klagers zelven eens wat belangrijks inzenden.
Hetzelfde geldt voor de juiste opmerking, dat er bijna nooit iets vermeld wordt over hetgeen in de Onder-Afdeelingen belangrijks voorvalt. Worden die berichten altijd ingezonden en worden zij dan niet geplaatst, ook al zijn zij wetenswaardig? Eerst dan heeft men recht om te klagen.

Gelukkig kan Uw verslaggever ook wijzen op krachtig, opgewekt leven, en in dit opzicht staat zonder twijfel boven aan een streek, die overigens om haar achterlijkheid op landbouwgebied bekend was. Ik bedoel „de Geldersche vallei."
Na begonnen te zijn voor eigen rekening een cursus te doen houden, richtte de Onder-Afdeeling Bennekom-Wageningen een modelstal op en was zij de eerste, die met de Onder-Afdeeling Lunteren eene coöperatie oprichtte, die zich in krachtigen bloei verheugt, en nu wil men daar ook een bijenmarkt gaan houden, terwijl de geestelijke ontwikkeling wordt bevorderd door eene bibliotheek. Ook de naburige Onder-Afdeeling Barneveld richtte eene coöperatieve vereeniging op, waarvan wij hopen, dat zij even goed moge gaan, zonder dat zij elkander benadeelen. Het ledental dier Onder-Afdeeling nam daardoor toe van 12 tot 30.

In de Betuwe bracht de jonge Onder-Afdeeling Tiel krachtig leven. Ook daar is men bezig met cursussen en modelstal en wil men dit jaar een tentoonstelling houden bij de Landbouw-Tentoonstelling te Tiel. Ook in het Zuid-Oosten der Veluwe met Eerbeek tot middelpunt heerscht opgewektheid en beweging. De bijenmarkt voor de tweede maal dit jaar gehouden, slaagde uitstekend en mag als gevestigd worden beschouwd, zoodat de steun daaraan verleend, goed besteed is. De Onder-Afdeeling Wilpen (Overijssel) wil een modelstal oprichten. Ook de jonge Onder-Afdeeling Warnsveld trad met frisschen moed op, steunende op eigen krachten, richtte zij een bijenmarkt op, doch meende het wel zonder de Vereeniging te kunnen stellen, wat wij niet betwisten, maar beter voor beiden is samengaan, mits met samenwerking.

In het hooge Noorden houdt zich flink staande de Onder-Afdeeling Steenwijkerwold en omstreken, met 36 leden, al vallen ook hare buren en ontvallen ook haar enkele leden. Haar modelstal is flink ingericht en werkt goed.

Van de overige Onder-Afdeelingen valt weinig te vermelden dan bij bijna allen eenig verlies van leden, maar de opgaven zijn nog niet voltallig, zoodat het verslag U niet op een compleet stel cijfers kan onthalen en zich daarom meer tot een algemeen overzicht bepaalde. Mogen wij voor verdere verliezen gespaard blijven. Waar kracht ontwikkeld wordt, denkt men niet aan opheffing, alleen waar slapheid heerscht, omdat men maar alles van de Vereeniging of Afdeeling verwacht, wat onmogelijk is. Alleen eigen kracht doet leven en schraagt wederkeerig.
De verspreide leden namen ook wat af, hoeveel is nog niet zeker bekend. Een 50 tal zullen er wel overblijven en in het geheel zal het aantal leden nog wel meer dan 500 bedragen. De aanwas in twee jaren van 100 leden 's jaars was blijkbaar te snel. Verdere uitbreiding in Overijssel en het Noorden der Veluwe, benevens in de Graafschap mocht nog niet gelukken. Werkt allen daartoe mede.

A.C. VAN DAALEN, Secretaris, Bennekom, Februari 1904.