UIT DE PRAKTIJK.

De voorjaarsziekte.
't Blijkt mij, dat de voorjaarsziekte die m'n bijen en ook die van anderen teisterde (zie mei ’04, “’n Voorjaarsziekte”) ook in 't buitenland is voorgekomen. Althans pastoor El. Eck uit Doffenheim, den bezoekers van 't Congres te 's Hertogenbosch wel bekend, schrijft:
In 'n gemeente van 't departement l' Aveyron (Frankrijk), hebben de bijenvolken in den loop van dit voorjaar in massa's hun woningen verlaten. Dien tengevolge verloren de meeste bijenhouders aldaar ongeveer 75 procent van hun kolonies. De oorzaak van dezen algemeenen trek bleef in 't duister. De volken hadden geen gebrek aan voedsel, aan goed bijenbrood of aan lucht. Vochtigheid of onaangename geuren waren uitgesloten. Een der ijmkers, die aldus z'n stal te niet zag gaan, bericht, dat hij op de bodemplanken der verlaten huiven witachtige, kleverige vlekken ontdekte, die evenwel geen overeenkomst met voervlekken vertoonden.
F.C. v. Brussel.

-------


Iets over Krainer bijen. Aangespoord door hetgeen ik gelezen heb over "Krainer bijen", bestelde ik dit voorjaar twee volken van bovenstaand ras, afkomstig uit de "Ober Krain." Deze twee volken ontving ik in den loop der maand Maart in gewone houten kistjes, overal dicht gespijkerd. De bodemplank steekt aan de voorzijde iets uit en doet dienst als vliegplankje. Deze kistjes zijn hoog 15 c.M., breed 30 c.M. en lang 18 c.M. In den achterwand van elke woning is een gat geboord met een middellijn van 8 c.M. en aan de binnenzijde voorzien van draadgaas, deze opening zal wel voor ventilatie moeten dienen.

Van deze bijen wordt gezegd, dat ze zeer zwermlustig zijn, tot nog toe heb ik daar niets van bemerkt, de mogelijkheid kan bestaan, dat dit gebrek door den invloed van het klimaat van Nederland opgeheven wordt. Over hun ijver ben ik best tevreden. Dat zij vroeger zouden beginnen of later zouden eindigen dan andere bijen, kan ik niet zeggen. Wel, heb ik bemerkt, dat, als zij vliegen, zij verbazend wild uitgaan en thuiskomen. De wasbouw is zeer mooi wit, zoodat zij uitstekend secties zouden bouwen. Wat de overwintering betreft, daar kan ik geen oordeel over uitbrengen, want ik ben nog nooit met dit soort bijen den winter ingegaan.
Misschien kom ik hier later nog wel eens op terug.
J.H. SMIT, Wormerveer, Juli 1904.