Werkzaamheden November - December.

Na de inwintering begint de overwintering en daaraan kunnen wij betrekkelijk weinig doen. Wie voor de eerste goed zorgde, behoeft voor den goeden afloop der laatste weinig te vreezen.

De bijen trekken zich nu meer en meer samen in haar winternest. Op mooie dagen spelen zij echter nog voor. Wanneer 't meerendeel der stokken zich aan 'n uitvlucht waagt, wek dan ook de andere volken op hun woning te verlaten. Vooral in streken, waar laat in den tijd nog veel dennenhoning verzameld is, gelijk ons in het okt.nummer “Mededeelingen” uit Grubbenvorst gemeld werd, zijn late uitvluchten gewenscht.
Middelen om de bijen tot 'n uitvlucht over te halen, zijn er genoeg. Wij noemen slechts 't invoeren van warme lucht door 't vlieggat, 't plaatsen van warme kruiken boven of achter de inwinteringsruimte, 't inspuiten van lauwwarmen en dun-vloeibaren honing, enz.

Maar als straks 't witte sneeuwkleed de aarde dekt, mogen onze bijen niet vliegen, ook al schijnt 't zonnetje nog zoo verlokkelijk. Duizenden dieren zouden 't uitstapje met den dood kunnen bekoopen. De losse, blinkende sneeuw schijnt ze te verblinden, bij hoopen storten ze op den bodem, om daar van koude te verstijven en ellendig om te komen.
Zorg dus dat de bedriegelijke zonnestralen de woning niet kunnen binnendringen, maar stop 't vlieggat niet zoo toe, dat 't den dieren aan lucht gaat ontbreken. Als 't vlieggat niet lang en smal is, zal uw vindingrijkheid groot genoeg zijn, om 'n middeltje te bedenken, waardoor ge de muizen uit den korf kunt houden, zonder de lucht geheel af te sluiten. Overigens zal 'n schuin geplaatst plankje boven 't vlieggat meestal voldoende zijn.

Voor voldoende luchtverversching moeten wij vooral zorgen, wanneer wij de bijen gedurende den winter in 'n kelder of in 'n rustig, donker en tochtvrij vertrek wenschen onder te brengen. Een dergelijke ruimte mag volstrekt niet vochtig zijn, 't licht behoort buiten gesloten te wezen en de luchtverversching dient zoo danig geregeld te worden, dat de warmtegraad binnen 't vertrek slechts in geringe mate de temperatuurschommelingen volgt, die daar buiten kunnen plaats vinden.

Wij mogen onze bijen echter volstrekt niet te vroeg binnen brengen. Elke gelegenheid voor 'n uitvlucht moeten wij trachten te benutten. En al valt er nu misschien reeds sneeuw, of al dekt 'n vliesje ijs wellicht 's morgens de slooten, 't is onvoorzichtig de korven van den zomerstand te halen, voor de winter voor goed invalt. Hopen wij, dat dit niet voor half December geschiedt.
't Vervoer heeft 't best met behulp van 'n baar plaats, waarbij uit den aard der zaak de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht moet worden genomen. Wanneer men er niet zeker van is dat de temperatuur in de overwinteringsruimte vrijwel standvastig is, doet men goed 'n controlevolk op den zomerstand te laten staan.
Wie dit jaar niet aan overwintering in den kelder dacht, maar deze 'n volgenden winter wenscht toe te passen, handelt wijs nu 'n maximum- en minimumthermometer vrij in die ruimte op te hangen.

De bijenstal kan natuurlijk reeds vroeg worden afgesloten, tenminste wanneer men hem, indien 't noodig mocht zijn, snel en met geringe moeite voor de bijen kan openen.
Geef in dezen tijd vooral acht op de woningen, die insneeuwen of inregenen en tracht dit euvel zoo snel mogelijk te verhelpen.

F.C. VAN BRUSSEL.