ALGEMEENE VERGADERING
der Vereeniging tot Bevordering der Bijenteelt, gehouden
te Enkhuizen, 8 Sept. 1904.

Voor deze Vergadering kwamen tegen 1 uur 's namiddags in het lokaal "De Doelen" een 30-tal leden samen.
De voorzitter, Baron DE GRANCY, de commissarissen der Afdeelingen Gelderland-Overijssel, Mr. A.C. VAN DAALEN; Utrecht, de heer C.J. KNEPPELHOUT VAN STERKENBURG; Friesland, de heer R. WILMA; Groningen-Drenthe, de heer J.W. VEENHOVEN, vertegenwoordigden met den Algemeenen Secretaris-Penningmeester, den heer B. WIGMAN, 't Hoofdbestuur.
Afgevaardigd waren door Gelderland-Overijssel, de heer J. ESMEIJER, door Noord- en Zuid-Holland de heer K. REIJNE, door Friesland en Groningen-Drenthe de commissarissen van die Afdeelingen.

De voorzitter verwelkomt bij de opening der vergadering de aanwezigen en wijst met waardeering op de tegenwoordigheid van een drietal dames-leden, een bewijs van belangstelling, waarover wij ons zeer mogen verheugen.
Enkhuizen werd voor dit samen zijn aangewezen, de Hollandsche Maatschappij van Landbouw zou hier hare vergadering houden, de Afdeeling Enkhuizen dier Maatschappij organiseerde een tentoonstelling, waarop ook de bijenteelt een plaats zou krijgen.

Met leedwezen moet 't gezegd worden, dat de bijenteelt slechte jaren gehad heeft, dat wekt niet tot meerdere belangstelling op, ook onze Vereeniging ondervindt dit, ze kon zich niet meer over een vooruitgang als vroeger verheugen, er is geen opgewekt vereenigingsleven. 't Aantal leden der Afdeeling Noord-Brabant is daardoor, maar ook onder den invloed van andere omstandigheden, aanmerkelijk verminderd, commissaris, noch afgevaardigde van deze Afdeeling zijn hier tegenwoordig.
Dit is ook het geval met Limburg, een gevolg van persoonlijke omstandigheden, die den heer STASSEN verhinderden te verschijnen, want overigens kan er met vreugde op gewezen worden, dat in deze Afdeeling het aantal leden belangrijk is toegenomen - de overige Afdeelingen behielden zoo ongeveer hun getal.

Voor een goede werking der Vereeniging is een wijziging der statuten dringend noodig, de mededeeling zal U dan ook welkom zijn, dat de hiervoor benoemde commissie met hare taak vordert en mogelijk voor 't einde van dit jaar haar ontwerp ter goedkeuring aan de leden zal voorgelegd kunnen worden; wij mogen vertrouwen, dat we dan tot meerder leven op een hechteren grond zullen kunnen komen. De voorzitter verzoekt den Algemeenen Secretaris de notulen der vorige vergadering voor te willen lezen.

Na lezing maakt de heer F.C. VAN BRUSSEL, Santpoort, er opmerkzaam op, dat niet, zooals gelezen werd, de Vergadering de subsidie voor de bekroningen op de aanstaande tentoonstelling heeft verleend, maar wel het Hoofdbestuur, en dat dit zonder eenige voorwaarde is geschied. Deze meening wordt gesteund door den heer REIJNE en door den heer R. TUKKER, Breukelen - de eerste, die niet ter vergadering is geweest, beroept zich daarbij op 't geen de heer J.M. VAN ES, Rijswijk, hem heeft gezegd en deelt verder mede, dat hij eerst 29 Mei, dat 's 3 maanden en 9 dagen na de vergadering, iets van voorwaarden vernomen heeft uit een schrijven van den Algemeenen Secretaris, waarin verwezen wordt naar een vroeger bericht, echter zonder de gebruikelijke opgave van datum. Dit laatste bericht is niet ontvangen en de wijze, waarop naar een vroegere correspondentie verwezen werd, wekte eenige bevreemding.
De Algemeene Secretaris zegt, dat hij 25 Febr. een brief aan den Secretaris van Noord- en Zuid-Holland heeft gezonden, hij ontving daarop geen antwoord, evenmin op dien van 27 Mei.
De heer REIJNE wijst er nogmaals op dat de brief niet ontvangen werd, dus ook niet beantwoord kon worden – de verdere correspondentie werd niet door den Secretaris, maar in overleg met den voorzitter der Afdeeling door spreker gevoerd.
De heer P. TEUNISSEN, Amsterdam, stelt voor de discussiën over dit punt te sluiten.
De voorzitter bemerkt, dat 't copieboek van den Algemeenen Secretaris uit zal maken, dat 't eerder schrijven is afgezonden en deelt verder mede, dat 't Hoofdbestuur in nader overleg besloten heeft om in de gegeven omstandigheden nog de subsidie te verleenen.

Onder voorbehoud van wijziging in de notulen van 't besprokene, worden deze goedgekeurd.
Door 't Bestuur der Afdeeling Noord- en Zuid-Holland, dat vrijen toegang voor de leden der Vereeniging gewenscht had, worden nu nog toegangskaarten voor de tentoonstelling ter beschikking gesteld.
Mededeeling wordt gedaan van 't geen ingekomen is, nam. de kennisgeving van den commissaris-afgevaardigde van Limburg, dat hij verhinderd is om deze vergadering bij te wonen.

Door den Algemeenen Secretaris wordt 't verslag uitgebracht over het jaar 1903, dat door de vergadering met belangstelling wordt aangehoord en goedgekeurd (zie Sept.-nummer).
Voor de verdere punten van de agenda in behandeling worden genomen, deelt de voorzitter een en ander mede omtrent een door hem voor het Septembernummer ingezonden stuk, en brengt dit met warmte onder de aandacht der aanwezigen. Gaarne stippen wij hier aan, dat de eere-voorzitter van 't Bestuur der Afdeeling "Enkhuizen en Omstreken" van de Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, de heer Cls. KUIJPER, al dadelijk op klinkende wijze zijn sympathie voor dit denkbeeld van den voorzitter betuigde.

In bespreking komt punt 4. Voorstel van de Afdeeling Groningen-Drenthe in zake 't houden van tentoonstellingen, waarbij de heer VEENHOVEN 't wenschelijke betoogt om meerdere prijzen ter beschikking voor tentoonstellingen te hebben.
De voorzitter zegt dat 't Hoofdbestuur de meeste belangstelling voor dit denkbeeld gevoelt, maar dat de beperkte middelen een overwegend bezwaar er tegen zijn.
De heer VEENHOVEN vindt dat 't een noodlottig besluit is geweest om maar een tentoonstelling te subsidieeren, dat moet gewijzigd worden - we moeten niet altijd dat bezwaar geen geld hooren, zoo komen we tot niets, wordt 't doel der Vereeniging niet bereikt. Voor andere tentoonstellingen worden door de Regeering ruime subsidies gegeven, 't schijnt wel, dat als 't beest grooter wordt, 't dan ook meer belangstelling vindt, daarom zijn de bijen er zeker zoo slecht aan toe.
De voorzitter is overtuigd van de warme belangstelling der Regeering in onze Vereeniging, zeker zal haar ook meerdere subsidie verleend worden, als onze statuten herzien zullen zijn en zij doeltreffender zal kunnen werken.

De afgevaardigde van Noord- en Zuid-Holland steunt 't voorstel, maar waarschuwt tegen regelingen, waarbij prijzen aan inzendingen kunnen ten deel vallen, die daarvoor niet in aanmerking behooren te komen - waarbij dat toekennen van bekroningen een onder onsje kan worden - voor alles moet 't doel der Vereeniging, dat is de bevordering der bijenteelt, in 't oog gehouden worden. Niet de grootte van 't dier moet den maatstaf aangeven, maar wel de plaats, die 't in 't volksleven heeft, daarom kunnen wij 't een gunstig verschijnsel noemen dat de bijenteelt een plaats op onze tentoonstellingen begint in te nemen en er prijzen voor worden uitgeloofd.

De heer VAN BRUSSEL kon ook met den heer VEENHOVEN meegaan, maar dan mag er van te voren wel een programma vastgesteld worden, dat een beoordeeling mogelijk maakt, ook nu bij deze tentoonstelling is de samenstelling irrationeel, wat de taak der jury zeer moeilijk maakte. Op een tentoonstelling moet ook iedereen mee kunnen dingen, niet alleen de groote, maar ook de kleinere ijmkers moeten kans hebben op bekroning.
Na nog eenige bespreking wordt 't voorstel in stemming gebracht en aangenomen.

Aan de orde komt punt 5. Voorstel van de Afdeeling Gelderland-Overijssel in zake een wetsontwerp ter bestrijding der vervalsching van levensmiddelen, dat ingeleid wordt door den heer ESMEIJER.
Na beschouwingen over 't wenschelijke van hooge of lage honigprijzen zegt de inleider, dat de heer OPMEER zijn werk besluit met de opmerking, dat de prijzen hooger moeten zijn, anders wordt er geen voldoende daggeld verdiend. Bij de waardebepaling kan honig niet gelijk gesteld worden met vruchtenjams. De honig heeft een eigenaardige waarde, dit wordt door 't publiek erkend en 't zou er veel meer voor willen betalen, als 't stellig wist, dat de waar zuiver was. Er komt veel, zeer veel vervalschte honig in den handel, ROOT spreekt van 100 miljoen pond. We staan daarbij voor 't groote bezwaar dat die vervalsching uiterst moeilijk aan te toonen is, de scheikundige samenstelling van vervalschte en onvervalschte honig behoeft geen verschil op te leveren, de practijk wordt te hulp geroepen om dat uit te maken.

Maar er wordt veel van dien honig ingevoerd, wat de prijzen drukt. Nu kan men van protectie spreken, maar daaraan zijn bezwaren verbonden, dien weg moeten wij niet aangeven. In Duitschland heeft men een Nahrungsgesetz, in den Amerikaanschen staat Ohio een food-law, die helpen om vervalsching tegen te gaan en 't mogelijk maken den vervalscher te straffen.
Wij hebben onze boterwet, ook voor honig zouden dergelijke bepalingen gemaakt kunnen worden. Zeer zeker kunnen we daarvoor geen vervalsching absoluut tegen gaan, geen enkele wet kan bedrog voorkomen, dat leert ons de ondervinding van alle kanten, maar we komen daardoor toch een schrede verder, wat nimmer 't geval zal zijn, als we ons door allerlei bezwaren laten weerhouden en door niets te doen den vervalschers erger dan vrij spel laten, daarom meent de afdeeling Gelderland-Overijssel, dat 't zeer gewenscht is om bij de Regeering aan te dringen op een wet tot bestrijding der vervalsching van levensmiddelen.

De voorzitter herinnert er aan, dat op 't Internationaal Congres te 's Bosch ook de vervalsching van honig behandeld werd. Dr L. VAN SCHERPENZEEL uit Delft diende daar een uitvoerig prae-advies in. Dit prae-advies, de toen gehouden besprekingen, de sedert gedane onderzoekingen leeren ons, dat het aantoonen van sommige honigvervalschingen een open vraag is - dringen wij bij de Regeering op een wet aan, dan zal men van ons ook verwachten dat wij middelen aan kunnen wijzen, die zoo'n wet uitvoerbaar maken, en wat kunnen we dan geven? Dit moet wel door ons overwogen worden.

De heer VAN DAALEN sluit zich bij den voorzitter aan, verwacht overigens veel meer van een eigen controle, waardoor 't mogelijk kan worden dat onze honig met vertrouwen door 't publiek gekocht wordt.
De heer BEIL betoogt, dat 't uiterst moeilijk is om vervalsching te constateeren. De ijmkers worden in de eerste plaats verdacht en er wordt geen rekening mee gehouden, dat de honig, dien zij op de markt brengen, een zeer kleine hoeveelheid is, vergeleken met 't geen de fabrieken opleveren - een enkele fabriek produceert 3 maal meer kunsthonig dan er natuurlijke honig geoogst wordt - en in Duitschland zijn er een 20-tal van die fabrieken. Geïnverteerde suiker wordt met honig vermengd en dat brengt men in den handel - op de vorige Algemeene Vergadering zagen we honig, die geen der aanwezigen voor honig hield. In 't maandblad van VAN HAMEL ROOS wordt onder de onderzakte levensmiddelen vermeld tafelhonig van de Tuinbouw-Maatschappij "Gelderland" te Neede. Wij lezen daar, dat die vermengd is met glucose, om den honig vloeibaar te doen blijven. Wat als honig wordt aangeboden moet dan ook zuivere bijenhonig zijn.

(Wordt vervolgd.)