UIT DE PRAKTIJK.

Honigprijzen en nog wat
. Ja het stond er toch! . . . . . Dáár, op bladz. 130 van het Maandschrift-Verslag der Alg. Vergadering der Afd. Gelderland-Overijssel (Sept. ’04): "Voor minder dan 60 cent kan geen zuivere honig verkocht worden.”

Het deed me watertanden en gewis velen mijner Noord-Brabantsche collega's met mij. Neen, dat kon toch niet ernstig gemeend zijn.
Nog eens goed nagezien. . . Geen vergissing!
En in gedachten applaudiseerden wij den heer van Daalen, die beweerde dat 60 cent per 1/2 K.G. voor slinger- of lekhonig te duur is, om er een algemeen gebruik van te verwachten.
Wij meenen "volkomen juist" en herinneren ons half spijtig, dat wij onzen edelen, zuiveren natuurhonig, zóó uit den korf, sedert menschenheugen zoo véél minder moesten verkoopen.
Moèsten verkoopen? Ja, want hoe ging het met dien handel en hoeveel, of liever, hoe weinig konden de N.-Brabantsche ijmkers voor hun honig dan wel besommen?
Ik spreek uit eigen ervaring.

Het werd "slachttijd" - half September - en nieuwsgierig begon men elkaar te vragen: Nog niets van den prijs gehoord?
Och neen; die placht anders gezet te worden op de Uden jaarmarkt van den 1sten maandag in September.
Maar, we zullen in den Bosch eens gaan hooren. Men kwam in den Bosch, trad het kantoor of den winkel van een grooten koekbakker binnen en was men bekend als klant of leverancier, dan kwam de patroon, anders een winkeljuffer met de boodschap: "Voor zooveel kun je den honig brengen, maar niet snoeien".
"Snoeien" noemde men het wegsnijden der ledige wasraten uit het broednest.
Nu 't is weinig, mijnheer!
En stereotiep luidde het antwoord: Ja vriend, de buitenlandsche honig is ook niet duur. Wij geven niet meer.
En ging men dan nog eens naar 'n anderen winkel: hetzelfde antwoord en denzelfden prijs. Daarvoor zorgden de heeren wel.

Eens, het was meen ik in 1895, de honig gold te 's Bosch 15 cent, men informeerde toen eens te Tilburg en een mijner vrienden - een der grootste ijmkers uit Noord-Brabant ontving van een bekende groote firma aldaar een schrijven, dat men niet meer dan 14½ cent voor den honig kon geven. Zegge 14½ per pond voor puiken natuurhonig, meest van boekweit en heide! . . . . Enfin, er zat niets meer op dan te leveren.

De honig werd uitgebroken, in tonnen verzameld en weggebracht. Dan bij aankomst gewogen, men gaf den knechts hun fooitje of fooi en ontving in den winkel in klinkende munt het karig loon voor het geheele quantum lastig ijmkerwerk van den ganschen zomer. Wie den prijs wat laag vond, zijn honig wat bewaarde, en dan later, in den winter, ging aanbieden, kreeg ten antwoord: "het persen is afgeloopen, wij kunnen uwen honig niet meer gebruiken".
Zoo waren de heeren koekbakkers alleen de baas; zij stelden de voorwaarden en den prijs, waaraan de ijmkers zich doodgewoon hadden te onderwerpen, wilden zij niet met hun waar blijven zitten.

De heeren maakten goede zaakjes, de ijmkers kleine winst. Nu meene men niet, dat dit detailhandel was. Ik ken firma's die duizenden en duizenden ponden voor zoo'n miniatuurprijs binnen kregen. Ziehier eenige fameuze prijzen:
In 1892 betaalde men te 's Bosch 19 cent per half kilogram. In 1893 was 't 16 à 17 cent; in 1895 en 1897 prijs 15 cent. Zoo ging 't steeds, variëerend tusschen 15 en 19 cent.
Geen wonder, dat men zoo'n toestand onhoudbaar vond. Toch bleven de meeste ijmkers, ondanks ongunstige tijden en lage prijzen volhouden. Hoopvol begroette men in 't jaar 1901 de oprichting der Coöperatieve Verkoop-Vereeniging. Deze vereeniging, samengesteld uit de leden en onder-afdeelingen der Afd. N.-Br., stelde zich ten doel: Coöperatieven aankoop van gereedschappen en bijenwoningen en het koopen, verkoopen en bewerken van honig en was.

De leden betaalden f 2.50 inleg, plus f 0.50 entrée. Er werd een reservefonds opgericht enz. Art. 1 van 't Huishoudelijk Reglement bepaalt: De leden verbinden zich uitsluitend aan de Vereeniging te leveren den uitgebroken of gepersten honig, door hen gewonnen, benevens het daardoor verkregen was, die door de Vereeniging wordt gekocht en verkocht, en zich bij levering te gedragen naar de voorschriften in dit Reglement gegeven, door de commissie van toezicht vast te stellen, behoudens beroep op de Alg. Vergadering enz.
Dat bracht verandering en hoewel, jammer genoeg, lang niet alle leden der afd. toetraden, ook verbetering.

Dank het loffelijk streven van het Bestuur kon den leden der Coöp. Ver. bij ontvangst den loopenden prijs en daarna nog eenige centen worden bijbetaald voor den door hen geleverden honig.
Toch, het valt niet te ontkennen, werd de nieuwe vereeniging niet populair. Ongunstige ijmkerkassen en weinig belangstelling, als noodzakelijk gevolg, waren hier zeker voor een groot deel schuldig.
Naar onze bescheiden meening, maakte de Coöp. Ver. Zelf ook te weinig reclame, zij werkte te stil, te bescheiden. Jammer, dat niet jaarlijks een beknopt verslag van het werken, het succes, den toestand der vereeniging enz. aan het "Maandschrift" werd gezonden.
Dat hadden velen verwacht en gewenscht. Dat had deVer. meer doen kennen en waardeeren, samenwerking bevorderd, de belangstelling gewekt en bevredigd. En, waar men van eene zustervereeniging "de Geldersche Vallei", zoo dikwijls las, van de "N.-B. Coöp. Verkoop-Vereeniging" nooit een enkel woord. Zelfs niet bij de oprichting.

Is daaraan de geringe belangstelling en deelname, de afval in massa van de Vereeniging door de N.-Brabantsche ijmkers, misschien niet voor een groot deel te wijten?
Het blijft toch: Onbekend, onbemind.
Ook de leden der Coöp. Ver. zelve, werden en worden m. i. daardoor te weinig van den toestand op de hoogte gehouden.

Dat dit nog eens en spoedig verandere. Dat straks na herziening der Statuten onzer Vereeniging, vele "afvalligen" weer toetreden; hun eigen N.-Brabantsche Coöperatieve Verkoopvereeniging naar best vermogen gaan steunen en bevorderen. Dan, hopen wij, is de band der eendracht en samenwerking, in onze ijmker-provincie nog niet onherstelbaar gesprongen, dan gaan wij eene schoone toekomst tegemoet.

W.A. OTTEN.