UIT DE PRAKTlJK.

Mijn wijze van werken met ronde korven.



In 't vorige nummer (Dec. 1901) heb ik beloofd mijn vroegere bedrijfswijze met de ronde korven te beschrijven. Ik voldoe nu aan deze belofte, want, dacht ik, 't is nu met de lange winteravonden de beste tijd om te lezen en ieder kan een plan maken voor 't komende seizoen, als hij deze wijze van werken eens beproeven wil.

Beginnen we dan met de reinigingsuitvlucht in 't voorjaar. Als in de tweede helft van Februari de thermometer 8 gr. à 9 gr. Celsius in de schaduw aanwijst, dan houden de bijen een reinigingsuitvlucht, waarbij zij zich van alle vuil ontlasten. Zoo lang ze flink vliegen, stoor ze dan niet door in de vlucht te gaan staan, of door de korven om te nemen. 't Beste doet men met te wachten tot alle vlucht opgehouden heeft, of tot den volgenden dag. Dan doet men bij alle volken nauwkeurig onderzoek naar de hoeveelheid honing, de moerloosheid, de volkrijkheid, enz., en men veegt tegelijkertijd de planken schoon, waarop zij staan.
Is er geen honingvoorraad genoeg, dan moet men op de eene of andere wijze daarin voorzien. Moerlooze volken drijft men uit en vereenigt ze met goede. Heeft men ze zoo geholpen, dan kan men weer een tijd lang gerust zijn.

Later op 't jaar komen er meerdere dagen, waarop de bijen uitvliegen, en zijn er bloemen, dan brengt een enkele bloemstof thuis. Zoodra dit plaats heeft, komt er meer leven in de woning, vooral als er ook eenige druppels honing verzameld worden. Dan wordt aan de koningin meer voedsel toegediend en deze sterkere voeding brengt haar tot meerdere eierlage, natuurlijk wordt er dan ook meer gebroed. Vooral onder deze omstandigheden moet men er op letten, dat de honingvoorraad niet opraakt, want dit houdt het broeden tegen, wat niet alleen voorkomen, integendeel bevorderd moet worden. Veel broed beteekent veel bijen en dit weer vroege zwermen.

Wanneer nu in 't begin van April het weder koud en guur is, dan kan men 't broeden eenigzins bevorderen door b.v. 2 à 3 maal in de week een goede portie honing toe te dienen; bij zware volken met veel verzegelden honing kan men daarvan een gedeelte ontzegelen, waarmede men hetzelfde doel bereikt.
Het is zeer aan te bevelen om den honing, als speculatief voeder gegeven, met water te verdunnen, omdat bij guur weder vele bijen omkomen als zij hem gaan halen, vooral als zij het zoeken moeten op niet beschutte plaatsen.

Ook moet men er nu op letten, dat de volken gelijk zijn om de zwermen zooveel mogelijk gelijktijdig en vroeg te hebben.
Dit is nog een veel te veel verwaarloosd punt. Velen zetten de zwermen, die in 't laatst van Juni komen, nog even goed op de plank als die van 't laatst van Mei. Ik heb ijmkers hooren zeggen en dan nog wel met een zekeren trots: in 't begin van Mei had ik al een zwerm. Ik heb dan altijd gedacht: die is nog niet op de hoogte. Een ijmker, die 't om 't verzamelen van honing te doen is, zal steeds trachten om in den kortst mogelijken tijd zijn zwermen te laten afvliegen, niet te laat en niet te vroeg.
GRAVENHORST, mijn meester, zag 't altijd daarheen te sturen, dat hij van zijn 90 à 100 volken, soms nog meer, in 8 à 10 dagen zwermen kreeg. En dat kon hij bereiken met zijn boogkorf. Met den ronden korf gaat dit niet zoo gemakkelijk, maar men kan toch ver komen, als men naar een vast plan werkt. Men houdt de beste volken terug door deze om te zetten met mindere, die men zoodoende daarentegen vooruit helpt, maar dit omzetten moet men nooit doen, als er geen dracht is en ook niet 's namiddags, evenmin een zeer sterk met een zwak, omdat men dan gevaar loopt, dat het broed van het sterke niet meer voldoende warm gehouden kan worden.

R. TUKKER Jr., Breukelen.