HONINGOOGST.



In het Augustus-nummer van den vorigen jaargang, Bldz. 116, gaf de heer VAN BRUSSEL een staatje van den honingoogst van N.E. FRANCE te Platteville, Wisconsin, over een lange reeks van jaren (zie ook Juli-nummer Bldz. 101, Red.). ZEd. besloot zijn zeer lezenswaardig artikel met de vraag: Maar welk Nederlandsch ijmker geeft ons nu eens 'n staatje als FRANCE gaf voor Wisconsin? Niet allemaal te gelijk!
Ik meen, dat de meeste Nederlandsche ijmkers te weinig boekhouden om zulke opgaven te kunnen leveren. Te weinig zijn zij overtuigd, dat behoorlijk boekhouden, ook voor hun vak noodig, nuttig en voordeelig is.

Uit mijne aanteekeningen volgt hier een staatje van mijne honingoogsten over dertien achtereenvolgende jaren., t.w.: jaar, aantal opzetters, honingopbrengst (per pond), gemiddelde opbrengst per opzetter per pond en aanmerkingen.

Hierbij dient opgemerkt, dat deze opgaven gelden van een bijenstal met bijna uitsluitend vasten bouw. Ook dat de honing gewoonlijk gebroken in de raat verkocht werd er derhalve geen afzonderlijke wasopbrengst is genoteerd. In de vier eerste jaren bleven de bijen 't gehele jaar op de klei; sedert '96 gingen ze geregeld naar de heide en soms ook te voren naar de boekweit.
Bij de gemiddelde berekening zijn gedeelten verwaarloosd.
De gemiddelde opbrengst per jaar en per volk bedraagt juist 14 K.G. Kleine hoeveelheden voerhoning zijn wel eens niet genoteerd.
Onze hoogste gemiddelde opbrengsten in de jaren '93 en '99, resp. 65 en 66 pond per opzetter maken, zooals men ziet in vergelijking met France's beste jaren, die 113 en zelfs 122 pond per kolonie oogstte, geen al te schitterend figuur!

Lag het alleen aan het klimaat of misschien meer aan de inrichting der gebruikte bijenwoningen ????

Wie volgt nu ? ? ?

W.A. Otten.