WERKZAAMHEDEN APRIL - MEI.



Nu de temperatuur wat zachter wordt, kan men op 'n mooien dag de woning uit elkaar halen. Zie bij 't wegnemen der kopbedekking goed toe of de koningin zich niet daarop bevindt.
Menigmaal ging door dit te verzuimen 'n prachtige moer verloren. Krachtige volken bezetten in de laatste helft van April 'n aantal raampjes, wier eenzijdige raatoppervlakte tenminste 70 dM2. bedraagt; bij middelmatig sterke volken bedraagt deze oppervlakte slechts 50 dM2. Wat daar beneden blijft is zwak.

Zwak is ook 't volk in den strookorf, dat slechts 2 à 3 schoten vult: 'n jonge stok, die sterk is, ligt nu reeds zwart over 't werk. 'n Goed volk vertoont nu op 3 à 5 ramen handgroote plekken broed. Gewelfd of bultig broed wijst op een darrenbroedige koningin of leggende werkbij. Uit 't ontbreken van broed is vrij stellig tot de afwezigheid van 'n koningin te besluiten.

Alle volken, die niet meer goed zijn, worden opgebroken, ook de zwakke en middelsterke waar men 'n voorjaarsdracht verwacht. Alleen veel bijen in eenen stok kunnen 'n overschot binnen brengen. En krachtige volken geven niet alleen honing, doch als men ze wenscht ook zwermen, en wat 't voornaamste is, deze verschijnen op den juisten tijd.
Wordt de eerste honingoogst echter einde Mei of begin Juni verwacht, dan kan men de middelsterke volken sparen. Begint men deze half April of wanneer de kruisbes bloeit speculatief te voeren - om de 2 of drie dagen 1/4 liter honing - dan kunnen zij tegen 't laatst van Bloeimaand even goed zijn als de sterke. Wanneer men er zeker van is, dat deze geen gebrek aan voedsel kunnen krijgen, late men ze gerust aan hun lot over.
Zwakke stokken vereenige men. Drie of vier volken bij elkaar is beter dan twee.

In April en stellig in Mei kan de volksontwikkeling reeds zoo ver gevorderd zijn, dat 't noodig is 't broednest te vergrooten. Plaatst men de ledige raten niet ter zijde, doch in 't midden van 't broednest, dan verdient 't aanbeveling niet meer dan één raat tegelijk in de woning te brengen. Elke week één zal meestal voldoende blijken. Wijl de koningin gewoonlijk onmiddellijk eieren in de ledige cellen legt, lette men er wel op, dat er steeds voldoende bijen aanwezig zijn om de raten te bezetten.
Bij gebrek aan voltooide raat kan men kunstraat gebruiken, 't liefst volle platen. Voorbouw geeft aanleiding tot grof werk, wat natuurlijk 'n overmaat van darren tengevolge heeft. Ramen met kunstraat hangt men steeds in 't midden van 't broednest. Overjarige kunstraat vertoont vaak 'n grauw schimmelbeslag. Men verwijdert dit door haar eenigen tijd in water van 23° - 29° C. te plaatsen en ze in daglicht te laten drogen. Hierdoor wordt ze tevens gebleekt.

Gedurende deze maand en liever in Mei dan in April, tenzij men aanhoudend gunstig weer kan verwachten, brengt men de volken uit strookorven in woningen met lossen bouw over. Men drijft alle bijen in 'n leegen korf en plaatst de rechte, met broed gevulde stukken raat zoo goed mogelijk in de raampjes, waarna men ze met behulp van latjes, bloemendraad of iets dergelijks bevestigt. Deze ramen plaatst men in de kast, vult haar, zoo noodig, aan met ledige raat of kunstraat en stort er vervolgens de bijen uit den korf in over.

Eenvoudiger is de methode Heddon. Drijf 2/3 van de bijen met de koningin over. Breng dit deel in 'n kast, voorzien met raat of kunstraat. Zet den korf daarnaast, maar zoo, dat de vlieggaten een rechten hoek met elkaar maken. Breng in drie weken de vlieggaten in dezelfde richting. Al 't broed in den korf - met uitzondering van eenig darrenbroed - is dan uitgeloopen. Stort ge nu ook de rest van de korfbevolking in de kast, dan heeft de overbrenging zonder al te veel moeite plaats gehad. Zoo noodig, moet natuurlijk gevoerd worden.
De vrijgekomen ledige raat uit den korf kan men aanwenden gelijk men wil. Maar wie rechte raten wenscht, doet 't best ze op te smelten.

Wie vroege zwermen verwacht, doet wijs daarvoor nu reeds alles in gereedheid te brengen.

F.C. van BRUSSEL, Santpoort, 29 Maart '05.