BOEKBESPREKING.



In 't Maart-nummer van 't "Maandschrift" hebben wij met een enkel woord vermeld "Bestier der Bieënhalle" door ED. BERTRAND, vertaald door W.F. Rondou en wezen er toen op, dat dit boek voor Fr. 1.25 te bekomen is, voor zooveel drukwerk een voorbeeldig billijke prijs. Ja, voor ongeveer een paar kwartjes een heel werk over bijen, dat zou ook in ons land menige bijenhouder de hand in den zak doen steken, dat zou ons aan 't lezen kunnen brengen! In België is men tot die goedkoope uitgaaf kunnen komen, omdat de "Verbeteringsraad van het Lager Onderwijs" 't heeft aangenomen - 't was te wenschen, dat er hier ook zoo iets op gevonden kon worden om ons aan een goedkoop boekje te helpen, liefst beknopter, mogelijk eenvoudiger, wat beter geïllustreerd, dat ieder zonder zich te bedenken in zijn bezit wil hebben.

De heer ED. BERTRAND is er de schrijver van, dat 's een zoo gunstig bekende naam in de litteratuur over bijenteelt. 't Verscheen in hoofdzaak eerst in een reeks artikelen in de "Revue internationale d'Apiculture", vooral is rekening gehouden met Zwitsersche toestanden - alleen losse bouw wordt er in behandeld - in 't bizonder de kasten van LAYENS, DADANT, DADANT-BLATT en BURKI-JEKER.
De schrijver deelt dit al spoedig mede en maakt bij die gelegenheid eenige doodnuchtere opmerkingen over het zelf maken van kasten en 't aanbrengen van veranderingen in de bestaande modellen, hij besluit dit met: "Het zijn maar de genieën die soms iets van nut uitvinden, zonder de zaken grondig te kennen, en genieën vertoonen zich weinig in een geheele eeuw".

In het boek worden eerst de maandelijksche werkzaamheden beschreven en de behandeling daarvan geeft gelegenheid om wat 't leven der bijen ons biedt onder de aandacht der lezers te brengen. Hierbij is dan vooral de praktijk der bijenteelt in 't oog gehouden. 't Is zeer juist van den schrijver gezien, dat hij, zooals hij in de voorrede zegt: deze onderrichtingen in het bereik wil stellen van personen, die zich weinig met het lezen van uitgebreide werken kunnen of willen bezig houden - hij behandelt alleen die dieren, welke hij zelf heeft waargenomen en die aan de bieën in onze streken werkelijk eenig nadeel toebrengen - de ontleedkunde der bie heeft hij ter zijde gelaten, daarvoor verwijst hij naar andere litteratuur.

De praktijk der bijenteelt met lossen bouw wordt zeer uitvoerig behandeld, 170 bladzijden zijn er aan gewijd. Daarin wordt wel zoo wat alles besproken, dat zich bij den lossen bouw voor kan doen - men kan niet zeggen in beknopten vorm, heel wat moet er gelezen worden om al de wijsheid, welke in die ca. 6000 regels zit, te weten te komen, maar ze zit er in, dat geeft troost bij den arbeid, de kans is er, dat men ze er uit haalt.

't Tweede gedeelte begint met wat te vertellen van bijen, van raten en van cellen, verder van allerlei gereedschap, geïllustreerd met eenige afbeeldingen, die nu niet bizonder fraai zijn - met aardige teekeningen van een zes-tal raampjes, welke een duidelijke gelegenheid geven ter vergelijking. Dan krijgen de bieënkassen en bieënhallen een beurt, een zeer goed deel van 't boek, met uitvoerige beschrijvingen van de bovengenoemde kasten, waartoe dan ook de uitslaande plaat met afbeeldingen van Dadant-, Layens- en Burki-Jeker-kasten behooren.

De bereiding van mee, brandewijn en azijn wordt ook nog behandeld en tot slot een bijvoegsel, een verslag over een bijenstal gedurende een tijdsverloop van vijf jaren van de hand eener vrouw, die, zegt de schrijver, en waarom zouden wij daaraan getwijfeld hebben? daarmede bewijst, dat vrouwen even goed als mannen bieën kunnen kweeken.

In 't bovenstaande hebben wij getracht, een beknopt overzicht te geven van dit in 't buitenland zeer gewaardeerde boek. Zij, die alleen met lossen bouw willen werken, missen hierin den ballast over vasten bouw, welke in de meeste geschriften over bijenteelt voorkomt. Heeft men voor zijn stal 't oog gevestigd op de kasten van Layens, Dadant, Dadant-Blatt of Burki-Jeker, dan zal het werkje zeker zeer goede diensten bewijzen. Beknopt is 't niet, praktisch is 't wel.
Dat 't in 't Vlaamsch is, is voor ons geen voordeel. Zij, die lezen kunnen, zullen mogelijk hier en daar wel eens vreemd opkijken, maar snappen den zin toch wel. 't Wordt een ander geval voor hen, die minder aan lezen doen,'t zal dan niet altijd duidelijk zijn en zoo half begrepen, komt men makkelijk tot minder juiste gevolgtrekkingen.
Maar altijd is dit slechts in enkele gevallen een zeer gering bezwaar, dat van zoo weinig beteekenis wordt, als wij rekening houden met 't zeer vele, dat ons op de talrijke bladzijden van 't "Bestier der Bieënhalle" gegeven wordt.