RAPPORT

omtrent een onderhoud met den Directeur der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en der Hollandsche Spoorwegmaatschappij.


Den 9den Juni 1904 ontving ondergetekende van den Secretaris de stukken betreffende klachten en wenschen omtrent Bijenvervoer per spoor, aan het Hoofdbestuur gericht door de Afdeeling Groningen-Drenthe, d.d. 23 Februari 1904 en van de Afdeeling Noord- en Zuid-Holland van 12 Maart 1904.
Den 10den Juni, na copie genomen te hebben, begaf ondergeteekende zich naar den Heer WIGMAN om de stukken terug te brengen en hem te verzoeken belet te vragen te Utrecht en Amsterdam. De Heer WIGMAN vond toen de tijd verstreken en het wenschelijk om te wachten tot het volgende jaar.

Den 24sten Maart l.l. ter gelegenheid van de Hoofbestuursvergadering te Utrecht vergezelde de Heer WIGMAN ondergetekende bij het bezoek aan de Directie der Staatsspoor, maar vond het onnodig mede te gaan naar die der Holl. IJz. Spoor, waarheen hij zich derhalve alleen begaf den 14en April 1905.

De Afd. Groningen-Drenthe verzocht toestemming voor den begeleider om zoo mogelijk zonder plaatsbewijs in den wagen bij de bijen plaats te nemen; evenals bij de paarden. Dit kon niet worden toegestaan zonder plaatsbiljet, doch wel bij tijdige aanvraag aan de Directie met plaatsbewijs 3de klasse. De Afd. Noord- en Zuid-Holland verzocht:
1e. Dat bijenvolken tegen gewoon tarief als bestelgoed kunnen worden verzonden, of voor hoogstens 5 kilogr. per woning als levend vee worden bevracht.
2e. Halten voor 't vervoer van bijenvolken, ook voor stuk-, vracht- en stuk-ijlgoederen te openen, desnoods onder voorwaarde dat verzender en ontvanger zelf laden en lossen.

Het antwoord was, dat het bijenvervoer zoo gering was dat men daarvoor geen uitzondering op den algemeenen regel kon maken, wat het vervoer betreft, en ook geen halten kon openstellen voor het vervoer van bijen, indien zij niet ook waren opengesteld voor andere goederen, omdat daar geen verantwoordelijk personeel is. Bij verzending naar Asselt, waarheen geen stukgoed en alleen wagonladingen konden worden bevracht, had de Directie ook meermalen in overweging gegeven om naar Stroe te verzenden, dat wel voor stukgoed geopend is.

De Directie der Holl. IJzeren Spoorweg-Maatschappij was bereid bij tijdige aanvraag grootere zendingen als ijlgoed met personentreinen te vervoeren, en in het algemeen bij aanvraag vooruit de meest mogelijk gunstige bepalingen te verlenen, die de Reglementen toelaten, daar men zeer genegen was de Bijenteelt tegemoet te komen.

Aangeraden werd zoveel mogelijk gezamenlijk verzenden en altijd de eventueele verzoeken tijdig inzenden.

A.C. VAN DAALEN, Bennekom, 15 April 1905.