VERSLAG over den toestand der Afdeeling Gelderland-Overijssel in 1904,
uitgebracht in de Algemeene Vergadering op 4 Mei 1905,
in het Logegebouw te Arnhem.



Al weder moet de verslaggever beginnen met zich onbekwaam te verklaren om een verslag uit te brengen dat eenigszins op volledigheid aanspraak mag maken, en wel om dezelfde reden als in het vorige en ook andere jaren, nam. dat bijna geen enkele Onder-Afdeeling aan hare verplichting, vermeld in Art. 21 Huishoudelijk Reglement voldeed, om voor 15 Maart een ledenlijst met de quota in te zenden, en hierdoor moet de Secretaris-Penningmeester der Afdeeling zondigen tegen Art. 8 der statuten, dat hem dezelfde verplichting oplegt jegens het Hoofdbestunr vóór 1 April. Er zijn Onder-Afdeelingen, die nu nog de quota niet zonden, en er zijn er zelfs, die een geheel jaar ten achter zijn.
Eene, de Onder-Afdeeling Eibergen, betaalde 24 Februari 1904 de eerste en laatste contributie van 1904 en liet verder op herhaald, dringend en allerdringendst schrijven niets van zich hooren. De toezending van het Maandschrift werd gestaakt.
Een ledenlijst zenden de meeste ook niet in, alleen nu en dan enkele namen van nieuwe leden of van leden, die bedankt hebben. Het gevolg is onophoudelijke klachten en verwarring bij de toezending van het Maandschrift, daar de ledenlijst nooit vergeleken kan worden. Die een lijst inzenden, nemen telkens een andere volgorde, wat ook zeer lastig is en aanleiding geeft tot vergissingen. Velen schrijven de namen ook zeer onduidelijk en schijnen te houden van afwisseling in de voorletters.

Al deze zaken maken de betrekking van Secretaris-Penningmeester tot de lastigste en onaangenaamste, die men zich denken kan, terwijl het steeds klachten regent, waaraan zij geen schuld hebben. Mochten de besturen der Onder-Afdeelingen deze klachten ook eens ter harte nemen, dan zou het voor alle partijen aangenaam en voor de Vereeniging veel beter zijn.
Ook de band tusschen Onder-Afdeelingen en Afdeelingen en Hoofdbestuur is nog steeds niet voldoende gelegd. De Onder-Afdeelingen komen slechts voor een klein deel ter vergadering, laten nooit iets van zich hooren en beklagen zich dan toch nog, dat er nooit iets over hen werken en handelen in het "Maandschrift" staat! Maar hoe wil dat er in komen, als zij er zelf steeds over zwijgen. Waarom schrijven zij zelven niet in hun, in ons orgaan, zijn het geen verhandelingen, dan maar berichten. Zoo zou van zelf de klacht ophouden: Wat hebben wij aan het "Maandschrift?"

Het vermoeden in het vorig verslag geuit, dat het ledental de 500 wel te boven zou blijven, is bewaarheid. Het jaar 1904 begon met 519 leden en eindigde met 554 leden, waarvan resp.
48 en 53 verspreid, terwijl het getal ook na dien tijd iets vooruitgaat. Ook het vermoeden, dat de Onder-Afdeeling Warnsveld zou behouden blijven, is bewaarheid, daar heerscht ook een krachtig leven, moge dat zich rondom verspreiden in die streek.

Belangrijk namen toe Apeldoorn van 15 op 28, Steenwijkerwold en omstreken van 36 op 41, Tiel en omstreken van 48 op 55, terwijl Barneveld na het einde van 1904 slonk van 29 op 6 leden, omdat men daar een coöperatie heeft opgericht en de Vereeniging niet meer noodig meent te hebben. Steenderen werd plotseling opgeheven verklaard en Eibergen liet ook dit jaar niets van zich hooren. Het getal Onder-Afdeelingen bedraagt nu 19, met Eibergen 20.

In Maart 1905 werden op verzoek en met subsidie van de Overijsselsche Maatschappij van Landbouw door den heer L. VAN GIERSBERGEN namens onze Afdeeling lezingen gehouden te Haaksbergen, Ootmarsum, Oldenzaal, Holten en Friezenveen, die over 't algemeen druk bezocht werden en te Oldenzaal aanleiding gaven tot de oprichting eener Onder-Afdeeling met 22 leden, terwijl men te Haaksbergen, Ootmarsum en Friezenveen pogingen daartoe wilde aanwenden. Moge deze opleving in die streek ook Lonneker en Eibergen ten goede komen, en onze Vereeniging zich in Overijssel steeds meer uitbreiden, nu wij er eenmaal vasten voet kregen.

Nog werd op verzoek van de Vrouwenvereeniging Tesselschade te Arnhem een lezing gehouden door den heer WIGMAN, met het doel te trachten liefhebberij voor een cursus op
te wekken. Bij een klein gehoor, grootendeels van dames, viel de lezing zeer in den smaak, doch daar er zich slechts 6 dames (van wien vier onderwijzeressen) aanmeldden voor het volgen van een cursus, zal het gewenscht zijn te wachten tot er wat meer lust blijkt te bestaan, of tot een wandelleeraar is aangesteld. De zaak wordt nu te kostbaar, ook al betalen de bezoekers een kleine bijdrage.

Een lezing van den heer WIGMAN, verzocht door eenige leden der Onder-Afdeeling Warnsveld en toegestaan, werd later afgeslagen, omdat de voorwaarde werd gemaakt, dat men die lezing in de streek bekend zou maken, ook door aankondiging, en trachten zou om menschen uit de omgeving daarbij te krijgen. Men vond dat te bezwarend.

De bestaande modelstallen bleven voortgaan op den goeden weg en wij werden door het Hoofdbestuur in staat gesteld er ook te Wilp een te vestigen, standplaats Voorst, hoewel boven het aantal. Allen werden namens het Hoofdbestuur bezocht door den heer L. VAN GIERSBERGEN, die over het algemeen nog al gunstig rapporteerde.
Markten werden gehouden te Eerbeek met veel gevolg, te Apeldoorn en Warnsveld voor de tweede maal, te Bennekom, Winterswljk en naar ons ter oore kwam ook te Vaassen.
Die te Bennekom en Winterswijk schijnen wel levensvatbaar te zijn. Die te Eerbeek, Apeldoorn en Bennekom werd subsidie verleend.
Ook werd te Tiel een cursus gehouden.

Een Ontwerp tot wijziging der Statuten werd door het Hoofdbestuur opgemaakt, voornamelijk om de inrichting der Vereeniging eenvoudiger te maken, waardoor meer onmiddellijk verband kan ontstaat tusschen leden en bestuur, en meerdere en kleinere afdeelingen kunnen gevormd worden. Om deze geheel af te schaffen, daarvoor scheen de Vereeniging nog niet rijp en daartegen waren nog andere bezwaren, maar niets belet nu om een bepaald afgeronde streek onder een afdeeling te vereenigen, zoodat die Onder-Afdeelingen meer voeling met elkander krijgen en de vertegenwoording wordt minder kostbaar en omslachtig. Doch de beste reglementen vermogen niets indien er geen kracht en leven van onder af zich openbaart en wanneer niet allen mede- en samenwerken om de zaken goed te laten loopen. De benoeming van een wandelleeraar kan in deze richting ook zeer nuttig werken.

Moge een volgend verslaggever van de Afdeeling, hoe die dan ook moge heeten en hoe haar gebied moge zijn tengevolge dier veranderingen, ook zijn klachten kunnen achterwege laten en in staat zijn met volledige kennis van zaken zijn verslag op te stellen

A.C. VAN DAALEN, Bennekom, 3 Mei 1905


Bijgewerkt door - A.C. van Daalen op 05/05/2002 18:04:34