KONINGINNEWERK ?



Legt de koningin zelf in de moederdoppen (koninginnecellen}of dragen de werkbijen haar eigen eieren daar in?

Het "Handb. voor Belg. en Nederl. Bijentelers" bldz. 59 zegt hierover :
"Dit is nog een betwist punt . . . . doch de meeste opmerkers verzekeren, dat de koningin zelve haar eieren daar in legt. En, aan te stippen feit: zij legt er maar een of twee daags, zoodanig dat de toekomstige koninginnen, de eene na de andere, geleidelijk, uitkomen."

Op 't Vlaamsch-Nederl. Congres van Bieenteelt in '98, was bovenstaande vraag o.m. een punt van behandeling. De inleider, de heer v.d. STEEN, Belgisch Staatsvoordrachtgeven, meende, - meer door hypothesen, dan door steekhoudende bewijzen - te kunnen aantoonen, dat de bijen de eieren der koningin verplaatsen en 't Congres deelde zijne zienswijze, zegt 't verslag. Stout vind ik wel de volgende bewering, daar als vaste stelling voorop gezet.
"Sluit de moeder op, wanneer de woning overkropt is met bijen en gij zult het zwermen er niet door beletten. De werkbijen bouwen moederdoppen en halen bij de moeder eieren om er in te leggen en de jonge moeders uit te kweeken."

In Nos. 4 en 5 van dit Maandschrift, naar aanleiding van vraag 9, verzekeren de heeren v. Brussel en TUKKER, stellig, dat de koningin zelf haar eieren in de moederdoppen legt.
De heer TUKKER heeft 't bovendien zelf gezien, en vestigt verder onze aandacht op 't feit, dat de bijen bij 't "moerloos worden", altijd een of meer doppen zijdelings aan de raat bouwen en wel ter plaatse, waar zich de jongste eieren der gestorven koningin bevinden; waar zij dan 'n gewone cel vergrooten en tot moerdop uitbouwen.
Sommige voorstanders der theorie van eierverplaatsing, antwoorden hierop: "Dat komt omdat op die plaats de hoogste en gunstigste temperatuur heerscht, omdat daar honing en pollen, tot 't bereiden van 't voedersap noodig, 't dichtst bij zijn", enz.
Maar in den vollen, warmen zomer, bij jonge zwermen dan !?? Verliest zoo'n bouwende jonge zwerm, met betrekkelijk klein werk z'n koningin, dan maken de verweesde bijen, direct en instinctmatig, op tallooze plaatsen, ook onder op de raateinden, beginnende moerdoppen. Overal op dat werk heerscht meer dan voldoende warmte en toch zien we onveranderlijk, de doppen ter zijde der raten opbouwen en rijp worden, terwijl de meeste andere dopjes leeg blijven. Hoe gemakkelijk konden de bijen, om toch maar zeker van haar werk te zijn, ook in die dopjes eieren brengen ......

In verband met dit onderwerp, nog 't volgende, uit eigen ervaring en van recenten datum in Maart j.l. verloor een onzer beste volken z'n koningin. Direct werden in 't broednest ter zijde der raten 'n paar moerdoppen uitgebouwd, waaruit op den gewonen tijd koninginnen geboren werden. Deze koninginnen (wat kleiner dan gewoonlijk, overigens volmaakt gevormd) kwamen om, op den eersten mooien dag bij 't voorspelen en 't volk bleef alzoo moerloos.
Later dreef ik 't uit ter vereeniging met 'n ander, en bij 't uitnemen der raten vond ik in een dezer 'n groepje eieren, blijkbaar van 'n eierleggende werkster.

Vreemd en abnormaal , dat die eieren op den bodem en soms tegen de wanden der cellen, in allerlei stand verspreid lagen en overal twee, drie, op enkele plaatsen zelfs vijf stuks in één cel.. Onwillekeurig dacht ik hierbij: als de werkbijen nu werkelijk gewoon waren eieren te verplaatsen, waarom lieten ze deze - 't zij dan minderwaardige - dan zoo overcompleet en onordelijk liggen? Dat bijen, die 'n doode natuurgenoot of wasmotworm sleepen, een nietig bijeneitje verplaatsen kunnen, wie zal 't betwisten?..... Echter dat zij 't werkelijk doen, dat 't haar natuurlijke gewoonte zou zijn, dat durf ik, voor 'n klein deel, ook op grond van bovenstaande bevindingen, stellig ontkennen.
Mogelijk zegt iemand: och, 't geeft ook minder of de bijen of wel de moeder 't doet; de zwermen komen toch!

Zeker en vooral als men natuurlijk laat zwermen. Echter bij 't maken van kunstzwermen, vooral bij lossen bouw, vind ik de meergenoemde vraag niet geheel zonder belang. Als men bedenkt, dat uit nood-cellen, dikwijls kleinere wellicht zwakkere koninginnen geboren worden, dan zal men toch moeten toegeven, dat 't bezetten der koninginnecel, 'n hoogst gewichtige factor is, waarvan de toekomstige welvaart der kolonie goeddeels afhangt.

W.A. OTTEN.