Hoeveel bijen moeten er voor een goede overwintering in een kolonie zitten?



In "Gleanings in Bee Culture" ziet men in elk nummer een vignet, een gebaarde heer met een gemoedelijk gezicht in een makkelijken stoel pratende met een paar andere, en daarop in 't Engelsch gedrukt "Praatjes met Doolittle." Dat 's dus mogelijk 't portret van DOOLITTLE, een naam die in en buiten Amerika zeer bekend is op 't gebied van bijenteelt. In 't nummer van 11 October wordt 't hier boven opgegeven onderwerp behandeld, ook 't slachten van bijen, waarover we in dezen jaargang van 't "Maandschrift" nog al uiteenloopende meeningen vernamen.

Wij geven nu een plaats aan 't oordeel van iemand met zeer veel ondervinding, een door en door praktisch man; wij nemen 't over uit een tijdschrift, dat over de heele wereld bekend is en gewaardeerd wordt, dat duizenden lezen. Die artikelen zijn in den vorm van praatjes, zoo geven wij dit dan ook weer:

"Goeie morgen, mijnheer DOOLITTE."
"Goeie morgen, mijnheer SMITH. Een mooie morgen, na 't vorstje van vannacht !"
"Ja, zeker. En nu 't koud begint te worden, kom ik u even opzoeken."
"Hoe zoo dat?"
"Wel, ik zal u zeggen: Drie van mijn buren hebben eenige late zwermen, die ze om den honing willen afzwavelen, omdat zij vinden, dat die kolonies te weinig bijen in voorraad hebben om te overwinteren; zij hebben geen lust om ze te voederen om wat meer volken te hebben, en zijn daarom van plan ze te slachten."
"Zoo deden 't de bijkers, toen ik nog een kind was, ja, de bijenhouders uit die dagen slachtten zoo elk najaar hun zwaarste en lichtste kolonies, dat was nagenoeg hun geheelen oogst. Maar, neem me niet kwalijk, dat ik u in de rede viel. Welk verband is er tusschen 't slachten en uw bezoek ?"
"Ik had zoo gedacht, dat die lui mij de bijen moesten geven, ze niet slachten, ik neem er de bijen uit, geef hun den honing en kan de bijen behouden."
"Heel goed. Maar wat zoudt u met de bijen doen?"
"Ik heb meer dan 100 gevulde raten, die ik dezen zomer terug hield, omdat ik dacht, dat ik ze in den nazomer noodig zou kunnen hebben om aan verschillende kolonies voor winterprovisie te geven; maar door 't goede gewin op de boekweit zijn mijn kasten zoo gevuld, dat de bijen al 't noodige hebben, en meende ik, dat ik die bijen op dien raathoning zou kunnen zetten om ze zoo te overwinteren, want ik heb niet zooveel volken, als ik graag had."
"Dat 's een goed plan, ik heb 't al verscheidene malen met succes toegepast."
"Dat geeft me moed. Maar wat ik in de eerste plaats zou willen weten is, hoeveel bijen moet ik in een kast bij die raten zetten, want ik denk niet dat vele, of zelfs een enkele, van deze ten doode opgeschreven kolonies, voldoende bijen hebben om afzonderlijk te overwinteren. Hoeveel bijen moet ik ongeveer hebben voor elke kast met raten, waarin van 20 tot 30 pond honing zit?
"Er is berekend, meen ik, dat er ongeveer 3000 bijen in een pond gaan, als ze van de ramen worden genomen zonder meer honing ingezogen te hebben, dan onder gewone omstandigheden, als ze niet gestoord worden. Verder is berekend, dat 20000 bijen drie weken voor er een zwerm afvliegt een flinke, sterke kolonie vormen. Maar in den zwermtijd kunnen er eens zooveel of meer zijn, zoodat wij, als wij raathoning willen oogsten en daarom niet laten zwermen, gewoonlijk rekenen", dat 40000 tot 60000 bijen een goede kolonie uitmaken om op de voordeeligste wijze volle secties te krijgen."
"Dan meent u , dat 15000 voldoende zouden zijn voor elke kast, die ik met raathoning zou kunnen vullen."
"Dat denk ik zoo."
"En ik kan dat te weten komen door de bijen te wegen, die ik bij de buren uitdrijf en dan bevolk ik elke kast met ongeveer drie pond bijen en een koningin?"
"Ja, maar u moet er de bijen uitdrijven, om voor u aan de bijen en voor de eigenaren aan den honing te komen, weet u wel?"
"Ja, dat is 't geval !"
"Maar, als u dat doet dan zuigen de bijen honing op, zoodat in een pond van deze niet zooveel bijen zullen zitten, als er gewoonlijk in een pond zijn, dat van de raten geschud wordt."
"Dat is waar; en daar had ik niet aan gedacht. Hoe kan ik dat inrichten?"
"Uit verschillende nauwkeurige berekeningen heb ik de gevolgtrekking kunnen maken, dat als 5000 bijen, die zonder de kolonie extra te verontrusten van de raten geschud worden, een pond wegen, ze ruim twee pond zwaar zijn, als ze gedreven worden, zooals u denkt te doen, ik zou daarom rekenen, dat ik van 5 tot 7 pond van die gedreven bijen noodig had voor elke kast met raten, met een voorraad van 20 tot 30 pond."
"Ik geloof zeker, dat 't zoo zijn zal. Ik zal 't dan ook met dat gewicht probeeren. Maar hoe zou ik 't aan moeten leggen, alle bijen in een grooten schepkorf en dan voor elke kast er zes pond uitnemen." .
"Dat zou niet veel uithalen, want 't meerendeel van de koninginnen zou gedood worden, of er kwamen er drie of vier in een kast, terwijl andere zonder koningin zouden zijn."
"Dat is zoo. 't Was dom van me om aan zoo iets te denken. Zeg me eens wat u doen zoudt?"
"Ik zou mijn weegschaal nemen, en als elke kolonie in een kistje gedreven was, zou ik ze afzonderlijk wegen. Dan zou ik elken zwerm, die 5 pond of meer woog, in een van de kasten met van 25 tot 30 pond voorraad zetten. Zoo brengt u elk volk voor de overwintering ongeveer in dezelfde conditie, waarin het verkeerd zou hebben, als 't in zijn eigen kast was gelaten, alleen voorziet u 't van een voldoenden voorraad om den winter behoorlijk door te komen."
"Dat snap ik goed. Maar wat doet u met de zwakkere of die, waarin minder dan 5 pond gedreven bijen zitten?"
"Die zou ik op de volgende wijze vereenigen : U hebt bijv. de bijen van een van die zwakke kolonies, die 3 pond wegen, en die van een andere, die 1 pond zwaar zijn. Ik zou ze bij elkaar voegen, ze goed dooreen schudden voor ik ze in een kast deed; en had ik er eene van 2 pond en een andere van 4 of 5 pond, dan zou ik ze op dezelfde wijze vereenigen. In 't kort, ik neem er twee, drie of vier, zooals 't uitvalt, die 't naast bij een gewicht van 6 of 7 pond komen en voeg ze samen, schud ze goed dooreen, dat ze de kluts kwijt raken, dan vechten ze niet, en zullen beter op de plaats van hunne woning letten; breng ze vervolgens op de raten over, zooals u dat 's zomers met een zwerm zoudt doen."
"En u denkt, dat 't goed zal gaan, als ik dat aantal bijen voor een kast gebruik en 't werk doe, zooals we besproken hebben? "
"Alles, wat mijn vroegere ondervinding mij geleerd heeft, duidt er op, dat u slagen zult. Werkelijk, altijd, als ik bijen zoo behandeld had, zijn ze den winter goed doorgekomen en waren in 't voorjaar sterk, over 't algemeen beter dan mijn andere volken, en ze deden 't goed in 't volgende seizoen. Als ik met bijenhouden beginnen moest, zoo ik me daarom er de eerste paar jaar op toeleggen om raathoning te winnen, als ik er zeker van was, dat ik voor 't drijven al de bijen zou krijgen, die noodig zijn om er op te zetten."
"Wanneer hebt u dat 't laatst toegepast ?"
"Verleden najaar. Ik hoorde van iemand, vier mijlen van hier, die een weggevlogen zwerm vond en hem in een oude doos zette. Toen de man 't mij vertelde, zei hij, dat hij ze spoedig zou slachten, ik ging hem later opzoeken en stelde hem voor, dat ik de bijen zou uitdrijven, ik zou hem dan den honing geven, als ik de bijen kon krijgen. Hij was er wat mee in zijn schik, als ik dat zoo doen wilde, hij had dan niets te maken met 't vervelend karweitje om die bijen te slachten, hij wist niet hoe dat aan te leggen. De bijen uit de oude doos wogen vijf pond 2 ons; maar zij kwamen verleden voorjaar even sterk voor den dag als een der kolonies van den bijenstand, waarin ik de kast had gezet.