HET OPZETTEN MET SUIKER.



Uit mijn praktijk wil ik een en ander meedeelen over het opzetten der bijen met suiker. Hoewel de boeken het niet vermelden heb ik nu al tweemaal mijn winterkorven en kasten met suiker opgezet. Ik doe dit als de bijen van de heide thuis komen. Ik kook 1 K.G. suiker met 1 L. water, een scheutje azijn en een beetje zout. Het is aardig hoe zij daarvan een geheel nieuwen bouw optrekken. De lezer moet n.l. weten, dat ik allen honing wegneem en alleen een kantje laat zitten voor den aanzet.
Het ligt voor de hand, dat het voordeeliger is, want onze honing is minstens 50 cent waard, terwijl de suiker slechts 24 cent kost. Daarbij komt, dat zij er uitstekend op overwinteren, waarbij men er echter op moet letten, dat zij ook wat stuifmeel of bijenbrood hebben. Neemt men uitgeslingerde raten, dan zit daar genoeg in, maar laat men alles nieuw opbouwen, dan moeten zij eenige stukken raat met stuifmeel er bij hebben. Omdat het na de heide al wel eens koud begint te worden, is de wasbouw moeielijk, maar ik help dan met kruiken of blikken heet water, zoodat voldoende warmte in de woningen is.
Bij geheel nieuwen bouw heeft men nog het voordeel grootere cellen te hebben, waaruit natuurlijk ook grootere bijen komen, die beter en voordeeliger zijn dan kleine.

Dorstnood hebben zij op suiker ook niet, want in het voorjaar kon ik zien, dat de suikerhoning in 't geheel niet versuikerd was, waarvoor ik eerst vreesde. Men moet nu mijn Albertikast zien, dat is een pracht, 7 heele raten, geheel verzegeld en alles zuiver wit. Op een raat hebben ze nog wat broed aangezet, dat nu wel dezer dagen uitloopt. Voor 1 November ga ik mijn bijen niet inwinteren, want hier bloeit de klimop zoo laat, ze halen nog dagelijks, als de zon maar schijnt.
Ik weet niet of er nog andere ijmkers zijn met suiker-opzetten, maar op de markt te Eerbeek zijn de ijmkers bij mij gekomen om zich daarvan op de hoogte te stellen, nadat ik aan een had verteld hoe ik dat deed.
Iedereen heeft niet de gelegenheid om de korven op mijn manier te verwarmen, vooral niet, als er veel zijn, maar als men de raten heeft, vullen ze die spoedig genoeg, en voor het verzegelen is het dan nog voldoende warm.

Nu nog iets over kunstraat. Ik begrijp niet hoe men daarmede kan dweepen. Het mag goed zijn voor de slingerraten, omdat die steviger zijn, maar voor al het andere deugen zij niet.
Het verlies aan honing is niet grooter dan de prijs der raten. Ook winnen zij er geen tijd mede uit, zij verspillen op de kunstraat den tijd met uitrekken en loopen er doelloos op rond.
Het is toch ook niet hun natuur om op een vlak te bouwen.
Het is veel rationeeler om een paar volken den heelen zomer niets dan was te laten maken. Men laat de koningin op twee raten zitten en achter de koninginnepoort maken de bijen tafels zonder broed, men behoeft die niet geheel te laten volbouwen, slechts half, men heeft dan in 't voorjaar mooie raten om als voorbouw te geven.
Een volk, dat bouwen wil, doet ons vaak verbaasd staan zoo spoedig als de raten aangroeien, en ik ben na vele proefnemingen steeds tot de conclusie gekomen, dat eigen werk het beste is.

Natuurlijk zullen er velen tegen op komen, maar er zijn genoeg ijmkers, die wel kunstraat gebruiken, echter nog geen vergelijking hebben gemaakt. Ik schrijf maar niet zoo iets op, mijn volken hebben dezen zomer zoo duidelijk bewezen, dat zij het op mijn manier uitstekend kunnen doen. Van mijn Gravenhorsters was de lichtste 46 pond en de kasten hebben buitengewoon gewerkt, zooals ik beschreven heb.
Mijn vorig opstel moet ik nog op een punt aanvullen. Ik heb nl. geschreven, dat in de Dadant en de Heddon, die eigenlijk geen Heddon is, maar toch buitengewoon heeft gewerkt, geen koninginnepoort geplaatst was, maar ik had bij 't opzetten der sectiebakken de koningin in een kooi gezet. De bijen maakten in de secties niets dan darrenbroed, omdat dat veel wasbouw uitspaart, en toen ik na 7 dagen de koningin los liet, vond zij het leggen van darreneieren onzin, zoo bleven de secties vrij van broed. Nu het is niet alles dit in plaats van honing in de secties te zien,
Of het zonder het vastzetten der koningin even goed gelukt zou zijn, weet ik niet, maar het was een idee van mij om het zoo te doen, natuurlijk zal ik in het vervolg daarbij blijven.
Het geeft den ijmker het meeste voldoening, als zijn proeven slagen, en daarvoor is de grootst mogelijke hoeveelheid honing de beste maatstaf. Ik verkoop geen honing, in de opbrengst daarvan zit voor mij niet de waarde, maar in het bewijs, dat men door na te denken dikwijls veel verbeteren kan. Maakt men goed geslaagde proefnemingen niet bekend, dan heeft een ander er niets aan. Mogelijk vindt men wel, dat ik er al te zeer mee ingenomen ben, maar 't is de liefde voor de goede zaak, die mij tot schrijven drijft. Het kan zijn, dat men later, als alles mobiel bouw geworden is, nog wel eens dankbaar aan dat vroegere werken van ons denkt.

G.J. RIESENER, Arnhem, Oct. 1905.