SAMENWERKING.



De honingoogst is thans weer voor een jaar achter den rug.
In onze afdeeling is die oogst niet meer dan middelmatig geweest, en dit zal wel op de meeste plaatsen 't geval zijn, waar de heide de hoofddracht moet geven, daar eind Augustus begin September slechts enkele goede vliegdagen gaven.
Thans moet de oogst geschikt worden gemaakt om door de afnemers gebruikt te kunnen worden. Enkele korven leveren verzegelden honing in de raat, maar die stukken zijn altijd geschonden door de gaten, die van de spijlen er in zijn; een stuk groot genoeg om de bekende blikken kilo-kistjes te vullen is een zeldzaamheid, reeds daarom verdient de losse bouw aanbeveling, omdat dit euvel er niet bij voorkomt. Dan geven de honingrijkste raten lekhoning, maar het grootste deel van den honing moet door persen worden verkregen.
Voor eenigen tijd werd reeds de vraag gedaan, of het onsmakelijke persen nu eindelijk eens plaats zou maken voor het slingeren? Nu, waar het een feit is, dat duizenden kilo's honing door persen worden verkregen, ja, dat verreweg het grootste gedeelte van den honingoogst in Nederland wordt uitgeperst, kan men moeielijk denken, dat zoo'n ontboezeming ernstig gemeend was.

In verschillende streken geschiedt het verwerken van den honingoogst coöperatief en daardoor is het mogelijk, dat de iemker voor zijn waar een tamelijken prijs bekomt. Zoo wordt hier 20 cent betaald voor het halve kilogr. uitgebroken waar, en als de verkoop meevalt, worden later nog enkele centen per half kilogr. uitgekeerd. Hiervoor is evenwel noodig, dat althans een persoon zijn tijd en moeite er voor over heeft om zonder vergoeding voor den verkoop te zorgen, bovendien moet zoo iemand connecties bezitten om zijn waar kwijt te worden, gaat dit ten slotte toch moeielijk, dan is hij genoodzaakt zijn ze tegen elken prijs van de hand te zetten, waardoor hij den geheelen handel in honing bederft.
De meeste iemkers verkoopen echter tegen geringeren prijs hunne waar aan opkoopers, die er wel weg mede weten.
Daarom komen wij nogmaals met het denkbeeld voor den dag om in ons land voor een gebied, dat voldoende honing oplevert, een flinke, coöperatieve fabriek op te richten, de iemker zou dan meer geld voor zijn waar kunnen ontvangen, de honingverbruiker kan zeker zijn, dat hij onvervalschte waar ontvangt. De praktische iemker zou van de fabriek tegen matigen prijs een eenvoudige volkskast kunnen bekomen, opdat hij de raten gaaf kan afleveren.
Waar met praktische iemkers over dit plan gesproken werd, vond het steeds bijval, maar het eerste artikel, waarin dit punt in het "Maandschrift" werd behandeld bleef toch nog maar altijd onbesproken.

Laten zij, die voor het denkbeeld zijn om een groote coöperatieve zeemerij in eenig deel van ons land op te richten, dat dan ook door daden toonen. Ze moeten het in onze vergaderingen ter sprake brengen, ze moeten tot samenwerking zien te komen. Als ieder alleen voor zich denkt, dat het wel heel goed zou zijn, maar het daarbij verder laat, zullen we er stellig heel weinig van zien gebeuren.
Bedenkt wel, dat er velen zijn, die er belang bij hebben, als de oude toestanden blijven bestaan, de ouderwetsche iemkerij, de vuile pershoning, die niemand anders zoo gebruiken kan, de gedrukte prijzen, geven hun het brood en waarschijnlijk nog wel wat meer dan het brood. Zij zullen niet beginnen met te vertellen, dat ze er tegen zijn - dood zwijgen, doen of ze er niets van weten, dat zijn zulke gemakkelijke wapenen!
Ieder, die er voor is en ook zwijgt, hanteert eigenlijk hun wapen, is hun bondgenoot.
Dat moet zoo niet blijven. Mocht men inderdaad voor dat denkbeeld wat voelen, dan moet men er voor uitkomen, dan moet er aansluiting gezocht worden.

H. STINSTRA, Frederiksoord, 7 October 1905.