De Heddonkast.


Naar aanleiding eener vraag in 't Maandschrift (Sept. 1905) over bovengenoemde kasten, wil ik gaarne meedeelen, wat ik er van weet. Daar mijne bedrijfswijze met die van James Heddon vrijwel overeenkomt, valt mij dit des te gemakkelijker: alleen hebben wij een klein verschil in afmetingen, en voor ons klimaat het zooveel betere „dubbelwandig" tegenover Heddon „enkelwandig."

Allereerst moet ik meedeelen, dat er twee modellen Heddonkasten zijn, en wel: een gewijzigde Langstroth en eene meer speciale Heddonkast. Ik geloof dan ook dat de steller der vraag de laatste meer op het oog heeft. In ons land schijnt er nog al onkunde te bestaan omtrent Heddonkasten, want dezen zomer werd mij nog een kast getoond met warmen bouw en tamelijk groote ramen en daarbij gezegd, dat het een Heddonkast was. Dit was niet het geval.

James Heddon heeft, als meest alle Amerikanen kouden bouw. Daarbij gebruikt hij zeer lage ramen, die slechts 5 inches, ongeveer 12½ c.m., hoog zijn. Zijn kasten bestaan uit bakken zonder vasten bodem of deksel, waarvan hij er zooveel op elkaar plaatst, als noodig is voor de huisvesting en de voorraadschuur van een sterke kolonie. Deze bakken zijn inwendig 46 c.M. lang, 30.4 c.M. breed en 14.6 c.M. hoog, iedere bak bevat 8 ramen van 44 c.M. lang en 12.6 c.M. hoog.

Voor broedruim gebruikt Heddon in 't voorjaar en in den winter twee van deze bakken, na de zwermperiode één. Het broedruim wordt van 't honingruim gescheiden door een koninginnerooster, die gemaakt is van latten met zinken doorgangen. Deze buigen niet door, waardoor het vastmaken (propoliseeren) verhinderd wordt, en dat voor de bijen onschadelijker is. Onder deze bakken komt een losse bodemplank, waarop latten geslagen worden precies op de plaats waar de bakken komen te rusten; deze latten worden 0.8 à 1 c.M. dik genomen, zoodat een ruimte van 0.8 à 1 c.M. ontstaat onder de ramen voor de vrije passage der bijen. Iedere kast wordt gedekt met een waterdicht deksel, dat vlak op den bovensten bak komt te liggen; dekkleedjes gebruiken de Amerikanen bijna niet, omdat de bijen deze te vast maken en er gedurig gaten in bijten

De zijlatten van de ramen neemt Heddon 3.6 c.M. breed en 0.7 c.M. dik, de boven- en onderlatten daarentegen 2.5 c.M. breed en van dezelfde dikte. Zijn nu acht ramen in een bak, dan sluit hij ze op door middel van schroeven, die door den buitenwand der kast tot aan de zijden der ramen loopen; worden deze schroeven een paar slagen omgedraaid, dan staan al de ramen vast met een ruimte van 0.5 c.M. tusschen het laatste raam en de binnenzijde van den bak. Door de schroef weder terug te draaien komen de ramen los en kan men ze er gemakkelijk uitnemen. Dit nu zijn de Heddonkasten.

Zijn bedrijfswijze staat met zijn kast in het nauwste verband en ik zal trachten enkele der voornaamste punten duidelijk te maken. In de eerste plaats moet ik zeggen dat Heddon, evenals vele Amerikanen, van 't idee uitgaat om met de woning te hanteeren en zoo weinig mogelijk met enkele raampjes. Ook GRAVENHORST ging hiervan uit en heeft succes gehad. Heddon is ijmker met 300 tot 500 kasten, ja, somtijds nog meer, dus grootijmker, en zijn bedrijfswijze is dan ook voor grootbedrijf ingericht, maar iemand die 25 of nog minder volken heeft, kan ook met voordeel van deze bedrijfswijze gebruik maken.

James Heddon dan werkt met geheele afdeelingen of bakken, zelden met enkele raampjes.
Wanneer in 't vroege voorjaar de temperatuur zooveel gestegen is, dat er behoorlijk gebroed wordt, plaatst hij dien bak, welke den geheelen winter boven heeft gestaan en het meeste broed bevat, beneden, en den benedensten boven; door deze verwisseling wordt het broeden het beste bevorderd. Dat is voor ons klimaat zoo ongeveer begin of half April.
Dit geschiedt maar niet zoo voetstoots zonder meer, neen, het moet met oordeel gebeuren, b.v. het komt voor dat een volk zijn broednest op één zijde in de kast heeft. In dit geval plaats men wel den ondersten bak boven, doch draait dezen gelijktijdig om, zoodat het broed wat nu rechts was, daarna in den eenen bak links, en in den anderen rechts komt; hierdoor zal de koningin de ledige raten spoediger van eieren voorzien. Andere hebben het broed meest voor bij 't vlieggat, met deze handelt men evenzoo.

Echter moet men bedenken dat er geen gebrek aan voedsel mag zijn; hiertegen wordt nog al eens gezondigd door zoolang met voeren te wachten tot de bijen broed uittrekken, dan zeggen velen: „nu moeten wij voeren." Hoeveel schade men reeds heeft, daarover wordt niet gedacht. Men bedenke eens, dat het broed voor de bijen alles is, dat zij haar leven opofferen ter wille van het broed, hoe noode zij er toe overgaan om de nimfen uit te trekken om het laatste beetje voedsel, dat nog in de woning aanwezig is, machtig te worden, ten einde aan den zoo vreeselijken hongerdood te ontkomen. Wanneer de voorraad voedsel klein wordt, geven de bijen aan de koningin minder voedsel, daardoor legt zij minder eieren en gaat de ontwikkeling langzamer.

Dr. Dzierzon heeft altijd beweerd dat iedere kolonie niet minder mocht hebben dan 1 kilogr. Daarom zorg vooral, dat er in 't voorjaar geen gebrek is.

Na de eerste ruiling doet men een tweede, daarna nog een derde, met tusschenruimten van 3 à 4 weken, tot de zwermtijd genaderd is. Dit geeft sterke volken.

James Heddon is ook koninginnekweeker. Ongeveer 14 dagen vóór den zwermtijd begint hij daarmede, en wel op de volgende wijze; hij zoekt een volk uit met goede eigenschappen, de koningin nooit jonger dan een jaar, opdat hij wete, welke werksters zij voorbrengt. Hiervan neemt hij zijn vrouwelijk fokmateriaal. Een ander volk, middelmatig sterk, ontneemt hij alle broed en de koningin. Dit volk geeft Heddon een raampje met eieren van 1 à 2 dagen oud uit het uitgezochte volk, nadat hij een strook raat weggesneden en de eieren om de andere cel verwijderd heeft. Onder de overgebleven eieren nu bouwen de bijen, omdat zij moerloos zijn, koninginnecellen en, omdat men de eieren gedeeltelijk weggenomen heeft, kan men ze later gemakkelijk uitnemen. Voor mannelijk fokmateriaal zorgt Heddon door in een beste kolonie, die ook een goede koningin moet hebben, 1 à 2 ramen met darrenwerk, midden in 't broednest te plaatsen. Natuurdriften planten zich het beste voort door 't mannelijk geslacht, daarom moet men zachtaardige en vlijtige volken daarvoor uitzoeken.

Ongeveer 4 à 5 dagen voor de jonge koninginnen uitkomen neemt Heddon de rijpe cellen uit den kweekstok en plaatst ze in een volk, waarvan men een zwerm wil afnemen, en dan in een bak, die boven een koninginnerooster geplaatst is. Hier wordt zoo'n koninginnecel verder verzorgd, alhoewel de oude koningin nog beneden is. Na een paar dagen kan men één van beide onderste bakken met broed, alle inzittende bijen en de koningin weg nemen om een nieuwe kolonie te vormen. Na nog een dag verwijdert men den koninginnerooster en ziet er nu gedurende een dag of 9 à 10 niet meer naar om, na zorg gedragen te hebben, dat bij een goede dracht er geen gebrek aan ruimte voor honingberging kan zijn. Dit kan men bereiken door er nog een bak met ramen met uitgebouwde raat of met kunstraat boven te zetten.

Na dien tijd onderzoekt men of de koningin reeds bevrucht is of niet. Is zij het wel, dan heeft men een sterke kolonie met een uitgezochte koningin, dus volkomen zijn doel bereikt. Is zij daarentegen niet bevrucht of verloren gegaan, dan wacht men in 't eerste geval nog een paar dagen, in 't tweede geeft men een andere jonge koningin, die men in voorraad heeft en welke op dezelfde wijze gekweekt is.
De zwerm, zoo verkregen, is in 't eerst klein en men moet zorgen, daar hij alle drachtbijen verliest, dat er geen gebrek wordt geleden, noch aan honing, noch aan water, beiden kan hij niet ontberen, den eersten niet voor levensonderhoud, en het tweede niet voor het bereiden van voederpap voor de jongen. Heeft hij honing genoeg, dan zorge men voor water, maar moet men honing geven, dan doet men 't best met dien verdund te voeren, b.v. gelijke deelen honing en water. Hij heeft de oude koningin behouden en zal daarom doorgaan met 't aankweeken van jongen, zoodat bij een goede behandeling spoedig een goed bevolkte kolonie is.
(wordt vervolgd)

R. Tukker Jr.