Verslag der Vergadering van de Vereeniging voor Bijenteelt


op 9 November 1905 te Utrecht,
in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen.

Bij de opening der vergadering zaten aan de Bestuurstafel de Voorzitter, de Commissarissen van Gelderland-Overijssel: Mr. A.C. van Daalen, van Noord- en Zuid-Holland: de heer F.C. van Brussel, van Friesland: de heer R. Wilma, van Utrecht: de heer C.J. Kneppelhout van Sterkenburg en van Limburg: de heer H. Stassen, de Algemeene Secretaris-Penningmeester en de Inspecteur van den Landbouw: de heer F.B. Löhnis.

Aanwezig waren afgevaardigden van de Afdeelingen Noord-Brabant: de heer G. van Rooy, Gelderland-Overijssel: de heer J. Esmeijer, Noord- en Zuid-Holland: de heer C.L. Glaser, Utrecht: de heer H. Matthes, Friesland: de heer R. Wilma, met de verdere leden, een dertig personen.

Met 't oog op de uitgebreide agenda spreekt de voorzitter slechts een kort woord bij de opening ter verwelkoming tot de aanwezigen, zeer gewaardeerd wordt de tegenwoordigheid van den Inspecteur van Landbouw, ook als blijk van belangstelling in onze Vereeniging door deze Regeering.

Door den Secretaris worden de notulen der vergadering van 18 Mei. l.l. voorgelezen, die daarna worden goedgekeurd.

De voorzitter deelt o.a. mede dat door de Regeering voor 1905 een subsidie verleend werd van f 2400, en dat voor 1906 een subsidie werd aangevraagd van f 2700, deze verhooging in verband met de aanstelling van een wandelleeraar. De heer F.C. VAN BRUSSEL verhuisde van Santpoort naar Apeldoorn, bleef nog commissaris van de Afdeeling Noord- en Zuid-Holland. Een bericht, dat door de vergadering zeker met leedwezen zal vernomen worden, is dat de commissaris van Gelderland-Overijssel, de heer R. Dinger, om drukke bezigheden voor zijn betrekking moest bedanken. De voorzitter herdenkt hoe de heer Dinger zoo krachtig werkzaam was bij de oprichting der Vereeniging en steeds, ook in moeilijke dagen die zij door moest maken, met ijver voor haar in de weer was, zijn werken zou zeker gemist worden, zeer was dit besluit te betreuren.

Met 't nazien der Rekening en Verantwoording zijn de Afdeelingen Utrecht en Friesland belast, hunne afgevaardigden zullen nader daartoe in de gelegenheid gesteld worden en rapport kunnen uitbrengen.

Punt 3 der agenda: Vaststelling van 't Huishoudelijk Reglement wordt door den voorzitter ingeleid met de mededeeling dat door de Afdeelingen Gelderland-Overijssel, Noord- en Zuid-Holland wijzigingen zijn voorgesteld, die bij de behandeling der artikelen in bespreking zullen komen.

Bij Art. la wenscht Noord- en Zuid-Holland, hetgeen door den Afgevaardigden nader wordt toegelicht, dat de Vereeniging bepaald een eigen orgaan zal uitgeven, en niet de uitgave van een orgaan zou kunnen steunen, wat de redactie van a. insluit.
Het Hoofdbestuur meent dit punt niet te moeten wijzigen. Het is stellig voor de uitgave van een eigen orgaan, maar 't wil, wanneer ongewenschte toestanden dit bezwaarlijk mochten maken, de gelegenheid open laten om een uitgave te steunen. Dit scheen ook in deze vergadering de opvatting der andere afgevaardigden te zijn, in ieder geval het voorstel van Noord- en Zuid-Holland vond geen steun.
De besprekingen geven aanleiding dat de afgevaardigde van Gelderland-Overijssel verklaart, dat hij, tengevolge van de omstandigheden, waaronder zijn Afdeeling vergaderde en waardoor de tijd tot elke beraadslaging ontbrak, niet uit naam der Afdeeling kan spreken, maar wordt hem veroorloofd om zijn persoonlijke meening mee te deelen, dan ligt hem veel op 't hart.
Over de door de Afdeeling Gelderland-Overijssel gehouden vergadering wordt nader gesproken. Wettig is die vergadering geweest, maar voor een behandeling van de agenda was er, wat te betreuren is, geen tijd. Zeer zeker kan de afgevaardigde van die Afdeeling zijn persoonlijke opinie uitspreken.
De heer Esmeijer is verbaasd over de redactie van dit concept, ze laat wat den vorm betreft zeer veel te wenschen over, is menigmaal onduidelijk en gebrekkig. Herhaaldelijk worden door dezen spreker, eveneens door andere, dan ook wijzigingen voorgesteld, wat wij hierin 't algemeen vermelden, maar waarop wij in 't verslag niet in bizonderheden zullen terugkomen.

Bij punt b oppert de afgevaardigde van Utrecht de vraag of het de bedoeling is om die betrekking niet aan vrouwen op te dragen. Dit is de bedoeling niet, maar het Hoofdbestuur meent dat dit geval zich wel niet voor zal doen, dat vrouwen zich minder makkelijk bij dat onderwijs zullen kunnen roeren en stelt voor om geen wijziging in de redactie te brengen. De heer van Dalen verzoekt dan in de notulen op te laten nemen, dat de bedoeling niet is om vrouwen van deze betrekking uit te sluiten, wat instemming vindt.

Bij punt e bemerkt de heer TUKKER, dat het niet op den weg van 't Hoofdbestuur ligt om coöperatie te bevorderen, hij wenschte liever het bestrijden van honingvervalsching opgenomen te zien. 't Hoofdbestuur stemt toe, dat 't bevorderen van coöperatie niet tot zijn werkkring behoort, maar zeer zeker ligt dit op den weg der Vereniging, welker besluiten door 't Hoofdbestuur worden uitgevoerd. Wat ‘t vervalschen van honing betreft, dan sluit 't volgende punt f: het bevorderen van het gebruik van zuiveren inlandschen honing, reeds in, dat ook honing vervalsching bestreden zal worden. In de redactie van e en f wordt geen verandering gebracht.

De heer P. Teunissen stelt voor om punt h te schrappen. Wat gehouden tentoonstellingen ons geleerd hebben, bewijst, dat 't uitloven van prijzen geen praktisch resultaat oplevert voor de ijmkerij. Die prijzen zijn al bij voorbaat voor enkele inzendingen, bijna altijd van handelaren; de goede waar van de kleinere inzendingen kan dan op geen bekroning meer hopen, zoo gaat de lust om aan tentoonstellingen deel te nemen verloren. 't Hoofdbestuur wenscht 't punt te behouden. De bezwaren, die zich nu inderdaad voordoen, zal men zooveel mogelijk trachten te vermijden, er is een commissie benoemd die een nieuw program zal ontwerpen, waarin daarmede rekening zal gehouden worden.

Art. 1 wordt met de daarin gebrachte wijzigingen aangenomen.

De Afdeeling Utrecht stelt bij de behandeling van Art. 2 voor om de contributie der leden van de Algemeene Afdeeling op f 2.- te stellen, 't is toch gewenscht dat de leden tot Afdeelingen toetreden, de kracht van de vereeniging moet van de Afdeelingen uitgaan. Het Hoofdbestuur vereenigt zich met dat voorstel, eveneens de overige Afdeelingen.

Voor Art. 3 hebben de Afdeelingen Noord- en Zuid-Holland, en Utrecht wijzigingen voorgesteld. 't Hoofdbestuur neemt van beide voorstellen over om zoo tot vereenvoudiging te komen, zonder te draconisch op te treden en sneller te kunnen ingrijpen. Het artikel, gewijzigd volgens 't voorstel van 't Hoofdbestuur, wordt aangenomen.

Bij Art. 4 worden door 't Hoofdbestuur een paar veranderingen voorgesteld. 't Wenscht de vertegenwoordiging van de Algemeene Afdeeling te laten vervallen, en „zoo spoedig mogelijk" door „8 dagen voor de Algemeene Vergadering" te vervangen. Na verschillende besprekingen hierover, over verbeteringen in de redactie, wordt nog aan 't artikel toegevoegd, dat de Afdeelingen ook een plaatsvervanger zullen benoemen, zoo gewijzigd wordt 't aangenomen.

Bij Art. 5 en 6 worden geen ingrijpende veranderingen voorgesteld, een en ander wordt duidelijker omschreven. Gevraagd wordt wie dat verslag zal samenstellen, men wil zekerheid dat onbevoegden niet zoo maar een verslag kunnen inzenden. De voorzitter wijst er op, dat 't Hoofdbestuur den redacteur aanwees voor 't verslag der Algemeene Vergadering voor 't ,,Maandschrift," dat van de vergaderingen van 't Hoofdbestuur kan alleen de Algemeene Secretaris of diens plaatsvervanger geven.

Bij Art. 7 doet Utrecht 't voorstel om een ledenlijst te laten drukken met vermelding van woonplaats, waaraan in den loop der besprekingen nog toegevoegd wordt, dat ook vermeld zal worden, als het lid de bijenteelt beoefent. Dit voorstel vindt van vele zijden den meest warmen steun. 't Hoofdbestuur heeft bezwaar tegen de meerdere kosten, meent ook dat de samenstelling onvolledig zal zijn. Deze bezwaren worden erkend, maar weerhouden de groote meerderheid der Afgevaardigden niet om zich voor een dergelijke ledenlijst te verklaren, wat dan ook in Art. 7 wordt opgenomen.

Bij Art. 8 wenscht de heer Esmeijer daaraan toe te voegen, dat niet alleen door 't Hoofdbestuur, maar ook door de Afdelingen voor de daarin vermelde benoemingen aanbevelingen kunnen worden gedaan. Dit voorstel vindt instemming en in dien geest wordt dan ook de redactie van dit artikel veranderd.

Na goedkeuring van 't laatste artikel, wordt ‘t gewijzigde Huishoudelijk Reglement aangenomen en besloten dat dit, na opname in 't eerst verschijnend nummer van 't ,,Maandschrift", 1 Januari in werking zal treden.

De voorzitter komt nu terug op zijn mededeling, dat de heer Dinger als commissaris der Afdeeling Gelderland-Overijssel bedankte. Hij spreekt zeker in den geest der vergadering, vooral van hen, die 't worden der vereniging meemaakten, als hij 't een plicht noemt om den heer Dinger te tonen hoe zijn werken op prijs gesteld wordt. Volgens onze vroegere statuten zouden we den heer Dinger ’t eere-lidmaatschap opdragen of tot lid van verdienste benoemen. Dit laatste drukt veel beter uit wat wij wenschen. Algemeen wordt dit denkbeeld toegejuicht en met onverdeelde instemming wordt daar dan ook toe besloten.

De vergadering wordt tijdelijk geschorst om de commissie voor 't nazien der rekening en verantwoording daartoe in de gelegenheid te stellen.

Na opening brengt deze bij monde van den heer H. Matthes rapport uit, adviseert tot goedkeuring en stelt voor den Algemenen Penningmeester onder dank te dechargeren, waarmede de vergadering instemt. (Voor Rekening en Verantwoording zie het Decembernummer van 1905.)

De voorzitter richt nu 't woord tot den heer Tukker, die dit jaar de enige was die het diploma bijenteelt verwierf.. Hij stelt zeer op prijs hem, een vroeger medelid van 't Hoofdbestuur, te kunnen feliciteren.
De Algemene Secretaris brengt het jaarverslag uit over 1904. (Zie het Decembernummer van 1905), dat met grote belangstelling wordt aangehoord en waarvoor de voorzitter den wel verdienden dank betuigt.

Aan de Afgevaardigde van Noord- en Zuid-Holland wordt gelegenheid gegeven een drietal vragen tot 't Hoofdbestuur te richten.
Gevraagd wordt wat 't Hoofdbestuur heeft gedaan tot het verkrijgen van een betere regeling van 't bijenrecht? De heeren Dinger en Mr. Ebbinge Wubben hebben in overleg met 't Hoofdbestuur daarover geconfereerd, maar zijn er niet in kunnen slagen een ontwerp samen te stellen.
De tweede vraag geldt 't ontwerp van een programma voor tentoonstellingen?Daarvoor is een commissie benoemd, die nader hare voorstellen zal indienen in 't begin van 't volgende jaar, zeker vóór de programma's voor a.s. tentoonstellingen opgemaakt worden.
Ten slotte wenscht de afgevaardigde te weten, of iets bekend is omtrent 't denatureren van suiker met zemelen? Hieromtrent kan geen nader antwoord gegeven worden, er was nog geen bericht ontvangen.
De heer Beil deelt mede, dat men in Duitschland daar niet over voldaan is, tenminste in een door hem bezochte vergadering, waarop een 90 ijmkers-vereenigingen vertegenwoordigd waren, had men zich in dien geest uitgelaten.
De heer Glaser spreekt over 't denatureeren van suiker met boekweitdoppen, dat volgens den heer Beil niet doeltreffend is, omdat die doppen er met den wanmolen uit verwijderd kunnen worden.

Gevraagd wordt hoe 't gesteld is met de prijsvraag voor een geschrift over den aanplant enz. van honinggevende planten. De voorzitter zegt dat dit voorstel op de vergadering te Enkhuizen behandeld werd, toen hij die, tengevolge van familieomstandigheden, niet meer kon bijwonen, hij heeft die bespreking dus niet kunnen volgen. 't Hoofdbestuur maakte er nog geen werk van. Op 't congres te 's Bosch werd een interessante inleiding daarover ingediend, die daar ook besproken werd, hij verwijst naar de Handelingen van dat Congres.

De heer Beil vestigt er de aandacht op, dat grote hoeveelheden stamphoning uit Nederland in Duitschland zijn ingevoerd, wat in zijn omgeving gelegenheid gaf om tegen behoorlijke prijzen te verkoopen. Van Duitsche zijde wordt beweerd, dat 't vuilbroed, hetwelk in Westfalen veel voorkomt, daardoor uit Nederland is overgebracht! De bacteriën komen niet voor in honing zonder raat wel in de raat.
De Duitsche ijmkers vinden daarin aanleiding om er op aan te dringen om den invoer van korven met levende bijen te verbieden, 't is dus zaak om er de aandacht aan te wijden, als er vuilbroed mocht voorkomen.
Uit den boezem der vergadering gaan verschillende gezaghebbende stemmen op, dat zij nog nooit iets van vuilbroed bemerkt hebben.

't Doet ons denken, dat van Duitsche zijde naar den stok gezocht wordt om den hond te slaan. Laten wij, onze leeraar in bijenteelt is daarvoor zeer zeker in de gelegenheid, een oog in 't zeil houden, maar laten we ons toch ook niet noodeloos schrikbeelden scheppen, de bijen-doctoren zouden als paddestoelen uit den grond opkomen, talrijker dan de zieke stokken.

De heer Teunissen breekt een lans voor 't markten van honing in grote steden. Daar moest gelegenheid zijn om honing van goede kwaliteit, eenvoudig aangeboden en afgeleverd op de markt te koopen, hij hoopt op belangstelling in die richting van 't Hoofdbestuur. De heer Kelting zegt, dat de Afdeeling Noord- en Zuid-Holland wil trachten een honingmarkt te laten houden. De heer Esmeijer voelt weinig voor die honingmarkten, hij bespreekt het meerder voorkomen van diefstallen van bijenkorven en vestigt de aandacht op de gelegenheid om bijenstanden, ook de veldstallen tegen brandschade te assureeren bij den „Bijenstand de Bij" te Breukelen.
De voorzitter zal zich daarvan op de hoogte stellen en nagaan wat 't Hoofdbestuur in die richting doen kan. In deze schijnt niet aan coöperatie gedacht te worden, een weg, die in 't buitenland wel gevolgd wordt.

De Inspecteur van Landbouw neemt nu 't woord en zegt met genoegen deze vergadering bijgewoond te hebben, met zooveel tact door den voorzitter geleid. De Regeering gaf blijk van hare belangstelling in bijenteelt en in 't werken der Vereniging door 't verleenen van aanzienlijke subsidies. Uit 't verslag vernamen wij, dat 1904 voor de bijenteelt een belangrijk jaar is geweest, laat ons hopen dat 1905 nog belangrijker moge zijn. In de statuten zijn wijzigingen gebracht, die de ontwikkeling van 't vereenigingsleven makkelijker zullen maken, een wandelleeraar is aangesteld, dit feit zal later met gulden letteren geboekt kunnen worden. Ook deze Vereniging heeft moeilijkheden ondervonden, we zijn in de goede richting om ze te overwinnen, eendrachtig moeten we haar tot bloei brengen.

De voorzitter dankte voor de tot de vergadering; tot hem gerichte woorden, voor de belangstelling der Regeering, voor den verleenden steun. De vergadering werd gesloten.

J.C. Bosch, November 1905.