Brievenbus


M. de R. Gedurende 't tijdvak 1860-1900 daalde 't aantal bijenvolken in Nederland tot op de helft. Desondanks stegen de honingprijzen niet, maar gingen zij steeds achteruit. En toch nam de behoefte aan honing of honingsurrogaten toe, wijl de koekfabricage 'n ongekende vlucht nam.

Waarschijnlijk zal de hr. Matthes aan deze feiten niet willen tornen.
En de brief van den grootsten korfimker van ons land is daar tegenover 'n dooddoener. Een tevreden imker maakt nog niet alle imkers tevreden. Er is trouwens voor den hr. Matthes nog 'n aardige cent te verdienen, indien hij een mijner kennissen, die in den handel heusch voor geen kleintje vervaard is, weet af te helpen van 'n kleine zeven duizend pond pershoning.
De statistiek van de laatste halve eeuw toont onafwijsbaar aan dat de vaste bouw in alle beschaafde landen ten doode is opgeschreven en door den lossen bouw wordt vervangen.
De korfimkers verdwijnen, niet omdat wij dat wenschen, maar wijl 't bedrijf niet meer loonend is. Als zij de bijenteelt wenschen blijven te beoefenen, dienen zij zich op den lossen bouw toe te leggen. Anders moeten zij dulden, dat zij door nieuwkomers op zij worden geschoven.

Bevoordeeling der bijenteelt kan dan ook nooit beteekenen bevordering der korfbijenteelt. Wie daaraan z'n krachten besteedt, beproeft de wijzers van den tijd terug te draaien.
't Moge dan jammer zijn dat men de verveling der donkere winterdagen niet meer door 't vlechten van korven kan verdrijven, ook onze moeders en grootmoeders hebben 't spinnewiel op moeten geven, zonder daardoor voor onze meisjes en vrouwen 'n bron van onuitputtelijke verveling te scheppen. En wie niet timmeren kan, kan toch altijd wel leeren 'n bijenkast te vervaardigen. Heksenwerk is 't althans niet.
En 't lijkt mij gemakkelijker dan 't vlechten van 'n goeden korf. 't Is waar, de houtkooper is duur, maar er zijn mooie pakkisten voor 'n prikje te krijgen, waar nog wel iets van te maken is. Waarmede 'k nog niet zeggen wil dat 'k ieder aanraad z'n eigen kasten te maken. Veel van wat vroeger door ons zelf of door onze huisgenooten werd vervaardigd, krijgen wij nu van anderen. En wie heelemaal niet aan 'n kast kan denken, zal er waarschijnlijk ook wel nooit toe overgaan z'n korven te verbranden, voor hij er volkomen van overtuigd is dat hij z'n tijd wel beter kan besteden dan aan z'n bijen.

't Voorstel van den hr. M,, de slechte korfimkers eerst tot goede te maken en ze dan daardoor tot den lossen bouw over te halen, schijnt mij de weg van mijl op zeven, ja nog erger, 'n geheel verkeerde weg. Immers de bedrijfswijze van den korfimker verschilt in bijna alle opzichten van die, welke de losse bouw vereischt.
Juist door dat te vergeten faalt de korfimker maar al te vaak, wanneer hij zich op den lossen bouw gaat toeleggen, gelijk iemand, die altijd de laatste bedrijfswijze heeft toegepast, 't noodzakelijk tegen 'n man van den ouden stijl moet afleggen, als hij zich waagt aan de korfbijenteelt.

Er zijn in ons land tal van ervaren vaste bouwimkers, mannen doorkneed in hun vak, voor wie wij gaarne den hoed afnemen. In hun korven zijn zij thuis als de bijen zelf, maar bij 'n kast staan hun de handen verkeert. Zij gelijken op onze grootmoeders, die zoo goed uit de hand konden naaien, maar met de naaimachine maar niet terecht konden.
Er zijn in haar tijd heel wat van die nuttige voorwerpen, waar wij nu niet meer buiten kunnen, als onbruikbaar op zolder gezet, of als oud roest verkocht. Zoo wordt ook menige moderne bijenwoning vaak voor grof geld gekocht, ontijdig aan 't vuur prijs gegeven.
Dat is niet de schuld van de kast, maar van den man, die er niet mee om weet te gaan. En in zulk 'n geval worden er wel eens dommer dingen gedaan. Vertelt men niet van de Groninger boeren, dat zij zich in hun goeden tijd 'n pianino kochten, wijl 't deftig stond, maar er als praktische mannen ten slotte niets anders mee wisten te doen, dan 't muziekinstrument als turfbak te gebruiken, omdat noch zij, noch hun huisgenooten 't konden bespelen?
Wie met goed gevolg den lossen bouw wil beoefenen, dient de les van Von Berlepsch ter harte te nemen: "Voor alles bestudeer theorie, anders blijft ge uw leven lang 'n stumper." Dat wordt te vaak vergeten.

Den weg, dien de hr. M. op wil, kan 'k dus niet volgen. En als 'k dwaal, dwaal 'k, geloof 'k, in gezelschap van den hr. Otten.
Maar ook deze vraagt 'n normaalkast, evenals de hr. M. 'k Zou bijna zeggen, laten wij de kast nemen, die de hr. M, in den handel brengt, en die volgens de advertentie bewezen heeft praktische waarde te bezitten, omdat hij er 250 bevolkte van in gebruik heeft. Doch dat wenscht de heer M. blijkbaar niet. En wat zou 't geven, indien ik 't wenschte.
Er schuilt misschien gemak in 'n normaalmaat. Maar 't is vrijwel 'n denkbeeldig gemak voor den handel. De kunstraat en de suikervoedering maken 't mogelijk den bijenhandel te beperken tot den aan- en verkoop van zwermen en naakte volken. En dan, niemand houdt zich aan 'n normaalmaat, omdat bijna alle maten, ook de z.g. normaalmaten, willekeurig zijn. Bovendien meent elk z'n uil 'n valk te zijn.
Alleen 'n fabrikant, die 'n goede bijenwoning voor weinig geld weet verkrijgbaar te stellen, loopt kans, dat zijn maat de meest verspreide wordt.
" En welke kast moet men nemen?" vraagt de hr. Otten.

'k Herhaal, wat 'k reeds vroeger heb gezegd. 't Succes van den imker hangt af van de weide, van den man, van de bijen en eerst in de allerlaatste plaats van de woning. Welke woning iemand dus kiest is vrij wel onverschillig. Wij raden de moderne bijenwoning, de kast aan, wijl zij, om van vele andere voordeelen te zwijgen, 'n later verkoopbaar produkt levert dan de strookorf.
En welke bijenkast iemand zich aanschaft, achten wij 'n punt van zeer ondergeschikt belang, mits de huif maar aan de volgende voorwaarden voldoet:
1e. zij moet naar willekeur vergroot en verkleind kunnen worden.
2e. zij moet zoo ingericht zijn of gemakkelijk ingericht kunnen worden, dat des zomers de warmtegraad er binnen niet al te zeer stijgt, des winters niet al te zeer daalt.
Zoodra 'n kast aan deze eischen voldoet, is zij bruikbaar voor elke weide en elk klimaat.
Dat bewijzen de meest gebruikte Amerikaansche en Duitsche bijenwoningen, die over de geheele aarde verspreid zijn, en van welk systeem zij ook mogen wezen, zoowel in 't koude Noorden als in 't warme Zuiden, in de handen van 'n ervaren imker, in opbrengst voor de korven volstrekt niet onderdoen.

Maar 't produkt is verkoopbaar en dat van den korfimker wordt onverkoopbaar.
Daarom de bakens verzet!
Vaak misschien zal dit nog in verschillende toonaarden moeten worden herhaald. Want de Nederlandsche imker is behoudend, als de bijen zelf. En wellicht zal de handelaar Matthes er ons nog eens dank voor weten.

F.C. VAN BRUSSEL.