Honinggevende bloemen en een antwoord op vraag 2

(juni 1906)

Naar aanleiding van een stukje over de Epilobium in 't vorige nummer, waarin van de Scrophularia (nodosa?) gezegd wordt, dat deze plant door wespen, de Epilobium door bijen bezocht wordt, wilde ik dit even zeggen: Van de Epilobium treft men er hier te weinig aan (een enkele maal op knotwilgen en aan boschranden), dan dat ik er over zou kunnen oordeelen, doch waar ik ook Scrophalaria zag, steeds vond ik er naast enkele wespen, ook bijen en soms zelfs veel bijen op.

Maar een andere, overvloedig honig gevende plant, die hier nog al eens voorkomt is de Melilotus of Honigklaver. Den ganschen zomer bloeit deze, naar rookgras riekende plant met talrijke gele vlinderbloempjes, die druk door de bijen bevlogen worden. De plant komt veel voor op vochtige plaatsen en langs rivieren, wordt ongeveer 1 M. hoog en maakt flinke struiken. In Duitschland wordt tot verbetering der bijenweide dikwijls de ,,Riesenhonigklee" gezaaid, misschien is dit dezelfde plant (M. officinalis Willd.) of een variëteit ervan.

Thans nog iets, dat meteen als een antwoord op vraag 2 kan dienen.
Wij maken gebruik van een kast, waarvan de inhoud en ratenoppervlakte overeenkomt met den boogkorf.
Hiervan is de wanddikte ongeveer 1.5 c.M., doch de kast is bekleed met stroo, dat door horizontale bamboesstrooken wordt vastgehouden. Gedurende de vijf jaren, dat we die gebruiken, hebben bij koude voorjaren (en die zijn er in dien tijd nog al eens geweest) de bijen zich nog nimmer teruggetrokken van het broed en bij de voorjaarsschouw bleken er altijd weinig bijen gestorven te zijn.
De volken ontwikkelen er zich goed in, zoodat b.v. dit jaar, einde Mei alle zwermen geborgen waren. Ook bij het overbrengen naar de heide hielden de volken zich steeds best.
Zoo'n kast komt ons b.v. nog op geen gulden te staan met raampjes enz. er bij gerekend.
Het stroo heeft dit nog voor op verf, dat het goedkooper is, beter beschut tegen warmte en koude, de uitstraling vergemakkelijkt en dat stroo, hetwelk reeds 5 jaren om de kasten heeft gezeten, nog geen reparatie noodig had, tevens kan men voor de kasten ongeschaafd hout, zooals van kisten enz. gebruiken, zonder dat het uiterlijk er door wordt geschaad. Nu ik toch aan 't schrijven ben geraakt, en dat gebeurt niet gemakkelijk, wil ik nog iets meedeelen naar aanleiding van een opstel in 't Meinummer:

Toen ik het vorige jaar te Eerbeek op de markt was met honing en ook kasten, was daar een imker, die zich boven die kleine kasten verheven gevoelde en er minachtend de schouders over ophaalde, terwijl hij zoo iets mompelde van kleppermanswerk. Niet, dat mij dat iets schelen kon, maar kom eens bij een ouden stabilist met een Dadant. "Wat een bak! ze verdrinken er in" is 't eerste wat men hoort en verder wil men er niets van weten, hoogstens luistert men naar al het opgehemel.
Geef eerst een stabilist een boogkorf of kleine kast, want evenmin als een landbouwer, die altijd met de zeis zijn oogst heeft binnen gehaald, zoo maar voetstoots een maaimachine aanschaft, zal een vaste-bouwer, die met een, naar verhouding, kleine Lunenburger heeft gewerkt een Dadant nemen, die in zijn oogen veel te ruim is.

Door elkaar genomen, hebben de kleine kasten het altijd beter gemaakt dan de boogkorven en er is nog niet zoo'n slecht jaar geweest of we hadden altijd nog een ruim batig saldo.
Het vorige jaar hadden we b.v. met 11 opzetters ongeveer een kleine duizend pond honig, waaronder 700 à 750 pond prima tafelhonig, die f 0.50 p.p. geheel verkocht zijn..
Thans zijn de boogkorven nagenoeg verdwenen en hebhen we ongeveer 50 kasten van bovengenoemd model, terwijl er tevens twee Dadants op het tooneel zijn verschenen, die zich tot nu toe goed hebben gehouden. De twaalf lege ramen zijn bij beiden in 2 à 3 weken tijds volgebouwd, waarbij haast geen cel is, die niet voorzien is van lossen honig, uitgezonderd natuurlijk het broednest.
Verder zal de tijd nog moeten leeren welke beter voldoet in deze streek, de Dadant of de andere. Of ze ook bij het reizen even goed zullen bevallen, zal over eenige maanden moeten blijken, handig lijken ze niet, maar ....... afwachten!

H. RADSTAKE, Doesburg.