Overgenomen uit „Bee-Keeping" van Frank Benton.

Vervolg blz. 173 (aug.), Jaargang 1905.


Sedert November moest de plaatsing van deze aanhalingen uit het verdienstelijk geschrift van Frank Benton steeds uitgesteld worden, tal van bijdragen dienden toch voor te gaan. Met artikelen van 't »Maandschrift« hebben de vakgenooten juist een anderen tijd dan de bijen voor 't inzamelen van honing. In de wintermaanden wordt er heel wat binnengebracht, velen hebben wel voor 16 bladz. van elk nummer te vertellen en willen 't natuurlijk zoo gauw mogelijk geplaatst hebben. 's Zomers, vooral in den zwermtijd, wordt de oogst veel schraaler, 't is goed te merken, dat er dan geen tijd voor andere dingen kan overschieten.


Natuurlijke zwermen.


Bldz. 21. De moederstok
, die op een afstand van 100 meter of meer een nieuwe standplaats heeft gekregen, zal zelden een tweede zwerm geven. Maar om daar zeker van te zijn, kunnen de moederdoppen op een na uitgesneden worden vier of vijf dagen na 't afvliegen van den eersten zwerm. Tegelijkertijd kan een derde of de helft van de overblijvende bijen van den moederstok geschud worden voor den ingang van de kast waarin de zwerm zit. Hierdoor vermindert de bevolking van den moederstok sterk, maar dit verlies wordt spoedig vergoed door de werkbijen, die dagelijks uitkomen, en de nieuwe koningin, welke zich ontwikkelt in de eenige koninginnecel, die gespaard is bij 't uitsnijden der celleen, zal weer spoedig nieuw broed in de kast brengen. Het uitschudden van de bijen, daarbij het wegsnijden van alle moerdoppen op een na, zal voor een tijd het verder zwermen van die kast voorkomen, in de meeste gevallen zal 't er voor 't seizoen mee gedaan zijn. De bijen, die zoo bij den pas gekorfden zwerm gevoegd worden, zijn nog wel te jong om uit te vliegen om honing te halen, maar ze ontnemen toch werk aan een gelijk aantal oudere bijen in de kast, die dan er op uit kunnen vliegen.


Kunstzwermen.


Bldz. 23. Vegers.
De handeling om bijen van de raten van volkrijke kolonies in andere kasten te vegen om zoo kunstzwermen te vormen, is sedert vele jaren toegepast, in dit land beperkt, in 't buitenland veelvuldig, tenminste reeds in 1872 werden kunstzwermen op deze wijze gevormd door wijlen C.J.H. Gravenhorst, den redacteur van "Die Illustrierte Bienenzeitung", de schrijver van "Der Praktischer Imker'', en den uitvinder van den boogkorf. Zijn artikelen brachten den schrijver dezer regelen er toe om in die richting proeven te nemen en ten slotte een plan vast te stellen, waarbij kolonies voor honingproductie bestemd twee aan twee in den bijenstand worden geplaatst, en, zijn ze voldoende sterk, dan worden de meeste bijen tegen dat de groote honingdracht te wachten. is, van die beide kasten in een derde geveegd, een koningin laat men met den veger in de nieuwe kast trekken. De laatste zet men op den ouden stand halverwege de plaatsen waar de moederkolonies gestaan hebben; deze zijn op enigen afstand gebracht en worden dan later behandeld als kolonies, die gezwermd hebben. De pas gevormde veger krijgt reepjes raat in de ramen en binnen een paar dagen ramen met kunstraat voor honing. Gebruikt men echter uitgetrokken raat in de honingkamer, dan is het beter om in de broedkamer twee ramen met uitgebouwde raat te plaatsen voor 't eerste stuifmeel dat ingezameld wordt. Het vegen moet later op den dag gebeuren en op een tijd, dat er een nieuwe dracht begint, of als dit laatste niet het geval is, dan moet er voor 't vegen krachtig gevoederd worden en daarmee moet men voortgaan, totdat de honingdracht begint. De veger komt zoo in geheel denzelfden van een natuurlijken zwerm. Hij kan een sterk aantal bijen om te halen geven en zal snel honing inzamelen. Een vermeerdering van 50 percent is noodig om op een goede honingopbrengst te kunnen rekenen.


Cultuurplanten en boomen voor honing en stuifmeel.


Bldz. 27. Russische of harige wikke.
Deze wikke is niet nader aan de redactie bekend, is een harde, vlinderbloemige plant van groote waarde als voeder en als groene bemesting. De bloemen verschijnen vroeg in 't seizoen en, waar om dien tijd gebrek aan stuifmeel is, vooral in noordelijke en koude streken, zal deze wikke van veel waarde voor de bijen zijn.
Bldz. 28. Sulla, of sulla klaver (Hedysarum coronarium. Red.) een overblijvende plant, na verwant aan esparcette, hanekammetje (Onobrychis sativad. Red.) groeit evenals deze 't best in kalkhoudenden of met kalk bemesten grond. Ze geeft prachtigen honing, door fraai paarse bloemen afgescheiden, die gedurende Mei en Juni bloeien. De plant is uitstekend voor verbetering van den grond en van groote waarde als voerder, vooral voor melkvee. Maar ze is minder hard dan esparcette en op hoogere breedte dan Noord-Carolina en Arkansas kan men er niet meer op rekenen dat ze slagen zal.
Toen een aanzienlijk landhuishoudkundige uit de zuidelijke Staten door schrijver dezes op de hoedanigheden en behoeften der plant gewezen werd, vooronderstelde hij, dat de zwarte bodemvorming van Alabama, Missisippi, Louisiana en Texas er waarschijnlijk geschikt voor zou zijn, omdat de gronden van deze streek buitengewoon veel kalk bevatten. In deelen van zuidelijk Europa is Sullaklaver een allerbelangrijkste voederpunt voor 't vee, evenzeer voor de honingbijen.
Genees- en toekruiden, zooals marjolein, boonekruid, lavendel, kattekruid, salie, thijm, enz. geven allen, als men ze bloeien laat in Juni, Juli en Augustus honing. Waar ze voor 't zaad geteeld worden kan deze bron een belangrijke hoeveelheid honing geven.


Raathoning.


Bldz. 32. Kunstraat
wordt nu vervaardigd met een uiterst dunnen middenwand, waarop 't begin der cellen wordt aangeduid door wat dikkere deelen, die de bijen onmiddellijk dunner maken, waarbij het overtollige was gebruikt wordt om de cellen op te bouwen. Het is geen uitgebouwde kunstraat, maar een dunne plaat was, waarop de grondvlakken der cellen aangegeven zijn. Uitgebouwde kunstraat is nooit voor den handel gemaakt, ofschoon dit toch algemeen geloofd wordt, de oorzaak hiervan zijn de overdreven voorstellingen, die van tijd tot tijd in couranten-artikelen voorkomen.
Bldz. 34. Omdat er met veel drukte beweerd is geworden, dat uitgebouwde raten machinaal vervaardigd worden welke men vult met zoete zelfstandigheden, die goedkooper zijn dan honing (glucose, rietsuiker of mengsels er van) dan verzegelt en op de markt brengt als zuivere honing, staat de raathoning, die men gewoonlijk te koop biedt, in een kwaden reuk. Die gekke verhaaltjes zijn in breeden kring rond gebazuind door op sensatie-berichtjes beluste courantiers, en zelfs maandschriften, die gewoonlijk wat meer schiften en nauwkeuriger zijn, hebben dat herhaald. Eenige berichtgevers hebben zelfs getracht om voor die honingraat-fabrieken bepaalde steden aan te wijzen maar bij onderzoek bleek altijd, dat die plaatsen slechts in de verbeelding bestonden.
De belooning van 1000 Dollars, die een bekende firma al vijftien jaar geleden uitloofde voor een pond gefabriceerde honingraat, zoo, dat een kooper er door bedrogen kon worden, is nog niet opgeeischt.
De Nationale bijenhouders-vereeniging loofde op zijn jaarlijksch congres in 1904 te St. Louis gehouden, ook een gelijken grijs van 1000 Dollars uit voor een afdoend bewijs, dat er zoo iets als gefabriceerde honingraat bestaat. Maar niemand heeft zich nog aangemeld, niet tegenstaande de 2000 dollars; die er met dit bewijs te verdienen zijn. De zaak is, dat er van het geheele geval niets aan is, en niemand heeft nog aan kunnen toonen, dat 't mogelijk is.
Raathoning, die ter markt komt, is zuiver en bekomt goed, een gezonde voedzame toespijs, makkelijker te verteeren dan suiker of de eene of andere stroop, zooals die gewoonlijk verkocht wordt. Hij verdient een plaats op de tafel voor allen, die daartoe in de gelegenheid zijn.


Vuilbroed.

Bldz. 42. De raten van zieke volken, waarin vuilbroed voorkomt, kunnen alleen in een zieken stok gehangen worden,
of, als er te veel broed is voor een volk om daarvoor te zorgen. In verschillende zieke kolonies, totdat de jonge bijen uitkomen. Al de honing moet dan uitgeslingerd worden. Hij is goed voor voedsel, maar moet niet verkocht worden, omdat hij dan soms gebruikt kan worden om er bijen mee te voeren of bij toeval door bijen gevonden zou kunnen worden, die zoo in hun korf de kiem der ziekte zouden overbrengen, welke andere schepselen niet deert, maar noodlottig is voor 't bijenleven.
Een goed gebruik maakt men van dezen honing door er azijn van te bereiden. Een en een derde pond per vier en een halve liter regen- of zacht bronwater, laat men drie maanden op een warme plaats gisten en levert een azijn op, die met den besten wijnazijn gelijkstaat.
Men moet er voor zorgen dat de lucht flink door de kast stroomt. Dit kan men gemakkelijk doen door de kast niet geheel gevuld, op haar kant te zetten en in elk einde aan den bovenkant met een schulpboor een gat te boren, de gaten worden met kaasdoek of fijn gaas overspannen, om de insecten er buiten te houden.
Als de honing, die de kiemen bevat, gebruikt zal worden om bijen te voeren, dan moet de halve maathoeveelheid in water opgelost en gedurende drie uur op kookpunt gehouden worden in een waterbad, een pan in een andere, die water bevat.

De raten, waar de honing uitgeslingerd is, ook de stukken, die de bijen gedurende hare vierdaagsche gevangenschap hebben gebouwd, kunnen gesmolten worden, door flink in zacht water te koken. Dit was moet 48 uur of langer vloeibaar gehouden worden, zoodat al het vuil bezinkt. Daaronder zijn dan ook de kiemen van 't vuilbroed, die met het vuile was verwijderd kunnen worden door 't blok weg te snijden. Dit afschrapsel moet verbrand worden. 't Zou ook beter zijn om dat met de raampjes te doen, waaruit men de raten genomen heeft, waarin de kiemen voorkwamen.
Bij al dit werk moet men de uiterste zorg dragen om te voorkomen, dat er honing afdruipt in de omgeving van den bijenstal, of dat gereedschap, of raten, die met honing van de zieke volken besmeerd zijn, of waarin die nog zit, onder het bereik der bijen komen. ‘t Zal zelfs beter zijn, als 't maar om enkele raten en een betrekkelijk kleine hoeveelheid honing te doen is, ze maar dadelijk, nadat ze uit den korf genomen zijn, te vernietigen, teneinde tijd en de kans van besmetting te besparen.


Verlamming.


Bldz. 43. Van andere ziekten van bacteriologischen aard is
, al mag ze dan ook niet zoo te vreezen zijn als vuilbroed, verlamming van belang. Ze tast enkel de volwassen bijen aan, de ledematen raken verlamd en de lichamen zwellen op. De zieke bijen, dikwijls afgejaagd door andere werksters verliezen 't haar bekleedsel van ‘t lichaam en men ziet ze zwart en kaal uit de korven tuimelen om te sterven.
Dan wordt in zulke gevallen de werkkracht van 't aangetaste volk zoo belangrijk minder, dat er gedurende 't loopende seizoen geen sprake van is, dat het nog wat honing of zwermen geeft. 't Is onbekend wat de oorspronkelijke oorzaak is van de kwaal, maar heerscht ze eenmaal op den bijenstal, dan wordt ze hoofdzakelijk verspreid doordat besmette werkbijen in de gezonde kolonies komen, en ook doordat bijen van gezonde kolonies naar de zieke vliegen, die dan zoo in aantal verzwakt zijn, dat zij niet meer in staat zijn om hun voorraad te beschermen tegen gezonde bijen die op roven uitgaan.
Gewone verlamming kan meestal genezen worden door, zwavelpoeder over de raten, over de bijen en over de bovenlatten der ramen te strooien, nadat men er eerst voor gezorgd heeft dat al het ongezegelde broed verwijderd was. Dit broed zou door zwavelpoeder gedood worden, maar om dat er niet 't minste gevaar is voor verspreiding der ziekte door 't overbrengen van broed of honing van den eenen korf naar den anderen, ten minste wanneer alle volwassen bijen eerst totaal van de raten zijn geschud of geveegd, kan men deze laatsten aan gezonde kolonies geven, die versterking noodig hebben.

Den andere eenvoudige wijze om van de ziekte af te komen en toch de sterkte der aangetaste kolonies zooveel mogelijk ten nutte aan te wenden, is om 's nachts de woningen te sluiten en ze een mijl of ook meer verder te brengen, waarbij men ze echter, als 't gevonden kan worden, zoo plaatst, dat ze buiten de vlucht van andere bijen staan.
Daar 't broed in deze kolonies gezond is, kan men de bijen afschudden van alles, dat verzegeld is of als made reeds ver ontwikkeld en dit dan over de overblijvende kolonies van den stal verdeelen.

De bijen van de zieke volken verminderen dan snel in aantal, en spoedig kunnen enige kolonies vereenigd worden, waarbij een beste koningin wordt uitgekozen, om 't eierleggen voort te zetten. 't Kan gebeuren, dat de zieke stal door het wegnemen van 't broed, dat in staat van ontwikkeling is, en door het afsterven der bijen bij slot van rekening niets meer is. Geen enkele koningin moet gespaard worden., evenmin een der oudere werkbijen aan den stok teruggegeven.
Het tegelijk toepassen van de behandeling met zwavel en van de hierboven besproken manier om van de ziekte af te komen door de raten met broed uit de aangetaste volken te verwijderen - is bij slot van rekening de beste methode. Als er een vrij sterke kolonie gevormd is geworden door de oude bijen van twee of meer samen te voegen, en deze op een afgelegen plaats is gezet, kan er zwavel opgeschud worden voor men er eenig broed uitgenomen heeft. 't Is ook goed om de koningin te vervangen door een flinke van een volk, dat in 't geheel niet met de zieke bijen verwant is. Mochten er zich weer teekenen van de ziekte voordoen, dan moet steeds 't broed weggenomen worden, zooals dat hier boven is.