VAN OVER DE GRENZEN.


Knijpertje om de koningin te vangen.
In den Elsass-Lothringischer Bienen-Züchter" van Augustus, geeft de werktuigkundige JACOBS uit Mommenheim in Elsass een beschrijving met afbeelding van een door hem bedacht instrumentje om de koningin te vangen. 't Kan doeltreffend zijn, want pakt men ze met de vingers, dan wordt ze licht beschadigd. 't Is een tangetje of pincet, aan elk der uiteinden is de helft van een in de lengte doorgesneden kokertje van blik bevestigd, beide helften sluiten, als men het pincet toeknijpt tegen elkaar en vormen als 't ware een celletje van blik, waarin men de koningin vangt. Een en ander is zoo ingericht, dat er van beschadiging geen sprake is.

Kastje om de koningin te merken wordt in dat zelfde nummer beschreven en afgebeeld. Op dat kastje past een raampje van zeer dun ijzer met haakjes waaraan een garen netje bevestigd is. Het raampje is zoo licht, dat men 't gerust op den rug der koningin kan leggen, ze wordt daardoor in hare bewegingen belemmerd en door de mazen heen, kan men gemakkelijk het rugschild met wat verf merken. Neemt men 't netje weg, dan komt de koningin weer vrij.

Behandeling van honing. Ofschoon 't niet nieuw is, willen we toch de volgende praktische raadgevingen uit "Der Deutscher Imker aus Böhmen" van Augustus onder de aandacht van de lezers brengen. Om de uitstekende eigenschappen van den honing te behouden - de bijenteler moet zijn best doen om de hoedanigheid van den honing te behouden, verbeteren kan men die niet - is 't bepaald noodig, dat de honing, als hij uitgebroken wordt, rijp is. Rijp is alleen verzegelde honing -in de praktijk is 't niet altijd doeltreffend om alleen verzegelden honing te slingeren, maar toch raten, waarvan niet 2/3 verzegeld is, moet men niet uitslingeren. Onrijpe honing is niet zoo gedegen en heeft minder geur, dan diezelfde honing zou hebben, als hij rijp, dus verzegeld was geweest. Als te veel onverzegelde honing met den verzegelden wordt geslingerd, dan is dit in 't begin moeilijk te merken, maar later is 't verschil van veel belang - vooral de geur lijdt er door.
Bij 't slingeren moet de honing door een fijne zeef gaan maar zelfs de fijnste zeef houdt geen was en stuifmeeldeeltjes tegen. Daarom moet men den honing lang dun vloeibaar houden, waarin men 't beste slaagt door hem na 't slingeren goed toegedekt aan de zonnewarmte bloot te stellen. Als bij slecht weer de zon geen warmte geeft, moet men 't vaatwerk met honing in een waterbad een temperatuur van 90° geven. Eerst, als de honing versuikert, verwijdert men de bovenste onzuivere laag, bedekt het vaatwerk met perkament of ander taai papier en zet het op een luchtige, droge plaats. Zoo behandelt ook de berichtgever, de bekende Jung-Klaus zijn honing, en hij kan de verzekering geven, dat hij er nooit slecht bij gevaren is.

Waartoe de wasmot dient heeft, zooals we in "Der Deutscher Imker aus Böhmen" van Augustus lezen, de ,,Neue Bienenzeitung" bedacht. Zij weet er een mouw aan te passen en vertelt: Allerlei ziekten hebben de bijen te pakken, hun aantal vermindert steeds. Maar zijn er nu zoo weinig bijen, dan is er te veel raat, zoo komt er overtollig was. Geen nood, we hebben immers de wasmot om 't op te ruimen.

Honingvervalsching. De ,,Ungarische Biene" van Augustus geeft daaromtrent 't volgende: In 't buitenland vervaardigen verscheidene groote fabrieken kunsthoning en wel zoo goed, dat tot nog toe het verschil tusschen deze fabrikaten en echten honing langs scheikundigen weg maar moeilijk was aan te toonen.
In Saksen werd nu een hooge bekroning uitgeloofd voor een proef, waardoor de vervalsching aangewezen kon worden. Volgens het bekroonde werk is de vervalsching gemakkelijk aan te toonen, als men in een glas met een wijde opening twee eetlepels honing doet en daarop driemaal zooveel zuiveren alcohol giet, dit dan in een waterbad goed verwarmt en vervolgens duchtig schudt. Het verwarmen moet in een waterbad gebeuren, omdat alcohol boven 't open vuur snel verdampt en daardoor gemakkelijk ontploffen kan. Als de honing vervalscht is, vormt zich na verloop van een kwartier een wit bezinksel, terwijl zuivere honing totaal, zonder eenig bezinksel in alcohol wordt opgelost.

"Geen regel zonder uitzondering" zegt F. Gnatzer Jun. uit Heiligenkreuz, Nieder Osterr in de ,,Leipziger Bienenzeitung" van Augustus en verhaalt: Onder bijenhouders neemt men als vaststaand aan, dat, als de bijen op zekeren tijd een bepaalde bloemsoort bevliegen, bloemen van andere soorten niet bezocht worden, wat ook door waarnemingen van anderen bevestigd wordt. En toch komen ook hier uitzonderingen voor. Zoo wel ik als ook talrijke andere bijenhouders hier, hebben herhaaldelijk bemerkt, dat bijen, die bezig waren het stuifmeel van roode kastanjes in te zamelen, onmiddellijk daarna de onder de boomen bloeiende vergeet-mij-nietjes opzochten. 't Omgekeerde heb ik nooit opgemerkt.