Bijen en Komkommers.


Altijd, wanneer ons een nummer van ,,L'Apiculture nouvelle" in handen komt, nemen we met belangstelling kennis van den inhoud, zoo aantrekkelijk gemaakt door de vele afbeeldingen. We hebben reeds vroeger dit tijdschrift vermeld en, als we rekening houden met de energieke wijze waarop de Amerikaansche A.S. Root Co. voor hare zaak in de weer is, dan zal 't zeker aan velen in Nederland bekend zijn. 't Blad wordt in Parijs uitgegeven en bevat voor 't grootste deel artikelen uit ,,Gleanings in Bee Culture", (ook bij velen onzer vakmannen zoo hoog aangeschreven.), maar nu in 't Fransch, waardoor 't hier te lande een ruimeren kring van lezers zal kunnen vinden.

't Is een feit, dat velen onzer bijentelers vooral met Duitschland voeling hebben, meer dan met Engeland, eerder ook een Duitsch werk of tijdschrift zullen opslaan, dan een Engelsch, omdat men die taal minder of in 't geheel niet machtig is - daarom is 't zeker goed, dat men door 't Fransch-Amerikaansche tijdschrift uit de eerste hand dat werken kan leeren kennen. Wij zeiden boven en herhalen, dat 't een uitgave is van de A. S. Root Co., 't ligt dus voor de hand dat al wat met die zaak in verband staat, er bij voorkeur in besproken wordt, maar die zaak
is goed en de wijze waarop de losse bouw er in behandeld wordt, is degelijk. Ieder, die de bijenlitteratuur eenigszins volgt, zal 't er wel mee eens zijn dat om goed op de hoogte van 't bedrijf van den lossen bouw te komen, men moet opslaan wat in 't Engelsch daarover geschreven is, daarin wordt eenvoudig een praktisch verteld hoe men 't aan moet leggen en dan blijkt daarbij dat men ‘t ook zoo eenvoudig en praktische toepast.
In Duitsche geschriften staan zeker heel veel goede dingen te lezen, maar ze zijn van tal van schrijvers met tal van opvattingen en zooveel wetenschap van ieder op zijn eigen houtje, dat de praktijk er met moeite doorgesparteld komt en 't breede voor een gezonde toepassing mist. Altijd is dit in ‘t algemeen gesproken - de ernstige arbeid van menig Duitsch opmerker heeft ons veel uit 't bijenleven leeren kennen - aan den overzijde van den oceaan wordt ons dikwijls wat humbug opgedischt.

Die wijsheid van ieder op zijn eigen houtje zal ons zoo zelden verder helpen en is wel een der oorzaken dat we jaar in, jaar uit, onze vakbladen gevuld vinden met zoo ongeveer dezelfde beschouwingen voor en tegen dezelfde strijdvragen, die maar niet tot oplossing komen, omdat, en daar is wel reden voor, niemand zijn tegenpartij als autoriteit behoeft te beschouwen.

Zoo zien we nu in 't Augustus-nummer van bovenvermeld blad eene aardige afbeelding van vroege komkommers in een kas gekweekt met behulp van bijen, van een komkommerbloem met een bij, die druk stuifmeel verzamelt en een paar van een komkommerkas, waarbij een bijenkast is aangebracht (de fotografie is niet vroeg in 't jaar genomen, de fruitboomen bij de kas staan volop in ‘t blad, 't zal wel Juni geweest zijn). Ze hooren bij een artikel, dat tot opschrift heeft: “Hoe een oude, slimme Duitscher zijn bijenkasten in de komkommerkassen plaatst, en doordat de bijen de bloemen bestuiven, een mooien pluk heeft op een tijd, dat ‘t anders onmogelijk geweest zou zijn.”

In het daarbij gaande artikel wordt uitgewijd over het bestuiven der bloemen van fruitboomen, dan komt de heer Becker van Morganville N.J. aan de beurt. Deze was ‘t er om te doen om in zijn kassen komkommers te hebben voor die van den kouden grond op de markt kwamen, dan zou hij er natuurlijk een hoogen prijs van maken. Hij besloot om er bijen in te zetten, sterke volken werden gekocht, voor elke kas een volk, de woningen werden zoo geplaatst, dat de bijen naar binnen en naar buiten konden uitvliegen. In April, toen de planten met bloemen overdekt waren, hoorde men duidelijk 't gegons der bijen, terwijl zij van bloem tot bloem vlogen. De bijen vervulden zoo goed de toevertrouwde taak, dat op weinige uitzonderingen na bij elke stamperbloem mooie komkommers gevormd werden.

De oogst was verbazend, zoowel wat de grootte, als wat de kwaliteit betreft; eenige 35 centiM. lang hadden een doorsnede van 75 milliM. Ze waren niet alleen mooi van buiten, maar bizonder saprijk. De heer Becker was daar zoo over voldaan, dat hij op 't oogenblik acht groote met stoom verwarmde kassen voor komkommers heeft. Tegen 't midden van Maart worden de planten gezet, als ze zoo'n 60 à 75 centim. lang zijn en juist beginnen te bloeien - tonnen komkommers worden er gekweekt op een tijd, dat er goede prijzen van te maken zijn. Maar 't heeft ook zijn droevige zijde, dat is 't verlies van bijen. Als die diertjes in de kas van bloem tot bloem gevlogen hebben, kunnen ze meestal hun woningen niet meer terugvinden, men ziet ze met honderden tegen 't glas stooten, ze doen hun best om er uit te komen; ze worden spoedig moe en die hun weg niet terugvonden, liggen dood op den grond.
De heer Becker moet elk jaar nieuwe volken voor zijne kassen koopen, maar, omdat dit een zaak is van eenige guldens om er honderden te winnen, wordt ‘t als een uitgaaf beschouwd die er bij hoort. "Zoo,” zegt de schrijver, "laat die oude, slimme Duitscher zich door de bijen helpen om vroege komkommers te krijgen, zonder de bijen zou 't onmogelijk zijn. Het is daarom zonneklaar, dat fruittelers er van verzekerd dienen te zijn dat er voldoende bijen in hun buurt zijn voor de noodige bestuiving der bloemen.We mogen aannemen, dat, als dit voor Amerika geldt, 't voor hier ook 't geval is. In 't Westland zijn in den lateren tijd steeds meer komkommerkassen gebouwd. Wat zou dat een invloed kunnen hebben op de bijenteelt! Elk jaar voor elke kas een nieuw volk, wat zullen er een volken op gezet moeten worden!”

Maar uit een paar mededeelingen in 't "Maandschrift” moet men opmaken, dat ook hier de meeningen verre van eenstemmig zijn. Op bldz. 40 (maart) lezen we naar aanleiding van misgroeide komkommers: "in dit bizondere geval (komkommers) heeft de teler geen zaad, noodig, maar mooie, rechte komkommers, en ‘t bestuiven doet daar kwaad aan. 't Middel daartegen is eenvoudig, en alle ervaren kweekers passen 't toe. De trekkas moet geschaduwd worden, men laat geen luchtkleppen en deuren open staan, dan heeft men er geen last van."
In plaats van er bijen in te brengen, worden ze daar geweerd.

Bldz. 93 (juni) wordt uit ,,Floralia" van 30 Maart aangehaald: "Welnu, weer heb ik twee kassen met komkommers, reeds oogstbaar. De mannelijke bloemen worden zorgvuldig weggenomen, zoodat er bijna nooit een tot bloei komt. Geen een komkommer stierf nog af. Alle oksels zijn met vruchten bezet."
In dit geval wordt die bestuiving voorkomen en voor dat doel kunnen de bijen dus gerust thuis blijven.

Hoe zit dat nu? De een noemt 't wit; de andere zwart, wie heeft 't aan 't rechte eind? ‘t is een van de vele vragen, die er zoo'n menigte in de bijenteelt voorkomen. Ze worden op verschillende wijzen beantwoord, maar meestal zonder voldoende, dikwijls onnauwkeurige waarnemingen, en 't blijft zoo een voortdurend gekrakeel, stof voor veel nutteloos geschrijf. 't Is niet ieder gegeven om juist waar te nemen, nog minder om juiste gevolgtrekkingen te maken, toch ziet men dit met de meeste vrijmoedigheid doen. Zou onze Vereeniging geen gelegenheid kunnen geven aan wetenschappelijk gevormde mannen om dit en vele andere vraagpunten na een degelijk onderzoek tot eene oplossing te brengen? Zij, die ze meestal met hun eigen wijsheidje verklaren, zullen 't nut daarvan wel niet inzien, toch zou 't ons een zuiveren weg kunnen geven om vele moeielijkheden in de praktijk op te lossen en dan dikwijls op eenvoudige wijze weg te nemen.