VRAGENBUS.


Antwoord op vraag 7. (nov.)
Aan zichzelf overgelaten richten de bijen haar woning meestal met kouden bouw in. Baron ROTSCHUTZ, die als eigenaar van den bekenden Krainer Handelsbijenstand te Weixelburg in den loop van 30 jaar meer dan 50.000 volken in Krainerkasten met vasten bouw, waarin zij naar willekeur hun raat konden bevestigen, opende, vond in meer dan 70 pCt. der gevallen kouden bouw. De rest vertoonde warmer bouw of warbouw. Koude bouw schijnt den bijen dus 't best en is den halve waarschijnlijk 't gunstigst voor 't welzijn der kolonie.
Als voordeel van den warmen bouw wordt aangegeven dat de warmte van den bijentros minder gemakkelijk ontwijkt. Hij is noodzakelijk voor woningen zonder verdieping en voor alle stokken, die van achter behandeld worden; behalve voor kasten met doorbladerbare ramen of boekkasten.
Als voordeelen van den kouden bouw, die in bijna alle Amerikaansche woningen toepassing vindt, gelden:
1e. de grootere natuurlijkheid;
2e. de betere luchtverversching van de woning;
3e. de mogelijkheid om deze van achter naar voor te doen hellen, waardoor vuil en water bij laag geplaatst vlieggat gemakkelijk worden afgevoerd en
4e. de grootere gemakkelijkheid, waarmede de verschillende straten door de bijen kunnen worden bereikt, met de daaruit voortvloeiende besparing van arbeid.
F.C. van Brussel.

Vraag 8. Ondervinden de bijen geen schadelijke gevolgen, wanneer ze boomen bevliegen, die met Bordeausche pap behandeld zijn?

Antwoord op vraag 8. Wij herinneren ons, dat in een der jaargangen van 't "Tijdschrift voor Plantenziekten", onder redactie van RITSEMA Bos en STAES, (waarschijnlijk jaargang 1901 of 1902) de mededeeling voorkomt, dat gesuikerde Bordeausche pap den bijen geen schade doet, zoodat niet gesuikerde Bordeausche pap, gelijk die stellig tegenwoordig in de meeste gevallen gebruikt wordt, nog minder gevaar voor vergiftiging oplevert.
F.C. van Brussel.

Antwoord op vraag 8. In "Bee-Keeping' van Frank Benton (zie Maandschrift 1905, bldz. 172) lezen wij:
In eenige Staten zijn wetten die 't tot een vergrijp maken om vruchtboomen te besproeien in den tijd, dat ze in bloei staan, omdat daardoor bijen vergiftigd zijn; behalve dat daardoor de bijenhouder schade lijdt, wordt ook de bestuiving der vruchtboomen er ernstig door verhinderd.
Wij mogen daaruit wel de gevolgtrekking maken, dat in Amerika, waar veel besproeid wordt, men daarvan geen schadelijke gevolgen voor de bijen verwacht, tenzij de vruchtboomen in bloei staan.