UIT DE PRACTIJK.


Ontijdig geboren koninginnen. Nu ik dezen zomer een proef genomen heb met ontijdig geboren koninginnen, zal de mededeeling van mijn bevinding in 't „Maandschrift" mogelijk bij anderen belangstelling vinden. Hoewel de proefneming slechts in 't klein is genomen, waren toch de uitkomsten verrassend.

Ik had hiervoor een flink bevolkten moederstok bestemd, waaraan ik den voorzwerm, een veger, ontnam; alle vliegbijen kwamen dus weer bij den moederstok.
Na tien dagen — gesteld, dat alle koninginnen door de bijen uit maden waren geteeld, waren er dus ca. dertien dagen verloopen vanaf de ontwikkeling van het ei, een tijdstip, waarop nog nooit een koningin is geboren — ging ik mijn moederstok, de broedramen en aanhangende bijen, verdeelen. De eene helft, die ik in een nieuwen korf plaatste, bracht ik, voldoend voorzien van honig en water, een paar dagen binnenshuis op een koele plaats, om 't vervliegen te voorkomen. Vooraf ging ik echter aan 't opereeren, d.w.z., bij elken korf maakte ik een koninginnecel los, en liet de nog wankelende, zwakke moeder op de raat loopen, na al de andere koninginnen te hebben gedood. 't Scheen, dat beide koninginnen den tijd van hare natuurlijke geboorte afwachtten, voordat ze ter bevruchting uitvlogen, want dit duurde iets langer dan onder gewone omstandigheden. Overigens waren ze later, wat hare vruchtbaarheid en volkomenheid betreft, volmaakt goed, zelfs zoo goed, dat ik beiden voor den winter heb ingekwartierd. En dit zegt nogal iets, want bij mijn opzetters stel ik steeds voorop: Een goed gezonde, jong bevruchte koningin en meer dan voldoend voedsel voor den winter, eischen, die niet alle ijmkers steeds betrachten.
Ik zou ze met naam en toenaam kunnen noemen, waarvoor het hier echter de plaats niet is, die nog altijd meer aan hunne bijen ontnemen, dan deze volstrekt kunnen missen.

H. HIDDINGH Rz., Annerv.-kanaal, Nov. ‘06