Over den Gravenhorster boogkorf in „Gleanings".


Bij 't opslaan van „Gleanings in Bee-Culture" van l Januari trokken dadelijk een drietal afbeeldingen, die betrekking hadden op den Gravenhorster boogkorf onze aandacht. We kunnen ons niet herinneren ze ooit in een Amerikaansch tijdschrift gezien te hebben, 't zijn niet de aardige afbeeldingen, welke daarin zoo dikwijls voorkomen, mogelijk zijn ze wel uit een boek van Gravenhorst overgenomen.

En 't waren niet alleen afbeeldingen, er was een artikel bij:
“Het systeem van Gravenhorst in Duitschland.”
“De eigenaardige vorm van zijn korf en raam.”
Wij willen eens zien wat de heer W.K. Morrison, die 't van zijn Amerikaansch standpunt bekijkt, daarvan zegt:

Duitschland, 't land van de moderne wetenschap, van de Wagneriaansche muziek, van lager bier, is buitengewoon vruchtbaar in litteratuur over bijenteelt, hetgeen we dan ook wel verwachten kunnen in een land van bijenstallen en drukpersen. Maar al zijn ze talrijk, toch zijn die bijenboeken volstrekt geen herhalingen van elkaar. Integendeel, vele er van zijn heel oorspronkelijk, vooral als 't de wetenschap van ,,Apis mellifica” betreft, dan nemen onze vrinden een eerste plaats in.
Als er hier van kritiek sprake was, zouden we kunnen zeggen, dat de Duitsche schrijvers over bijenteelt te veel in hun kringentje rondloopen, ze nemen ‘t goede van de Amerikaansche en de Fransche manier om met de bijen om te springen, niet over.
De schrijver zegt, dat Baron von Berlepsch er in slaagde om 't Amerikaansche denkbeeld van een los raam al vroeg in te voeren. Dzierzon zelf pleitte voor een hangend raam, maar hij deed geen voordeel met de ruimte voor 't bijenpad en ook niet met een losse bovenbedekking, deze laatste bestreed hij vinnig, 't was én 's winters, én in 't voorjaar slecht voor de bijen.

Gravenhorst was de man, die 't meeste deed voor de invoering van den lossen bouw in Duitschland, lange jaren was hij redacteur van een vakblad, hij schreef ,,Der praktische Imker". Hij bestudeerde zorgvuldig de geschriften van Amerikanen zooals Langstroth, Quinby, Cook, Root, Heddon en anderen, en stelde hun werk op prijs.
Hij wilde 't denkbeeld van den lossen bouw op den strookorf toepassen en dat ging hem inderdaad zeer goed af. Alleen een zwoegende Duitscher kan er over gedacht hebben om een raam te gaan maken, dat paste in zoo'n eigenaardigen, koepelvormigen korf; toch zijn die ramen gemakkelijk te verplaatsen, en een dergelijk, maar breeder raam wordt gebruikt om er secties in te zetten. Bedenk eens: secties, 4 1/4 x 4 1/4 in 't vierkant, uit een strookorf volgens de leer der klassieke bijenteelt.
We lezen verder, dat 't een heel werk moet zijn om die gebogen ramen te maken, maar dat deert den Duitscher niet. De schrijver heeft er veel op tegen, dat de honig langs de zijden, niet boven in, verzameld wordt, men kan gerust zeggen dat zoo'n korf een schrale oogst gedurende een goede dracht zal geven, vergeleken met de op elkaar gestapelde magazijnkasten, maar de voorstanders zullen ,,a la" Hutchinson opmerken, dan maar wat meer bijen en wat meer korven.

Betwijfeld wordt of Gravenhorst 't van J.H. Shuck of deze laatste 't van Gravenhorst wat geleerd heeft om een gereedschap te vervaardigen om de korven om te keeren, maar in ieder geval blijkt daaruit, dat de Duitschers 't wat zwaar werk vinden en ze den handenarbeid wat wenschen te verlichten. Dit zou wel pleiten voor de kleine kasten, die de Duitschers niet kennen.

't Vervaardigen van den korf en 't verder gereedschap dat Gravenhorst invoerde, worden geprezen, melding wordt gemaakt van vierkante strookorven met ramen, die in tweeën verdeeld zijn, maar altijd zijn ze boven dicht , zoodat de ramen alleen onder uit den korf genomen kunnen worden. De meening dat een losse bedekking boven slecht voor een korf is, schijnt er bij den Duitschen bijenhouder ingeroest te zitten en heeft den vooruitgang der bijenteelt op 't vaste land van Europa zeer tegen gehouden.

Toch is er tengevolge van 't werken van Gravenhorst vooruitgang, en langs de geheele lijn grijpen langzaam veranderingen plaats. Gewezen wordt op 't werken van den heer Strauili in Zwitserland, die met zijn nieuw tijdschrift 80 millioen Germanen er toe wil brengen om volgens Amerikaansche methode bijen te gaan houden, of een tijdschrift in dezelfde richting werkzaam, dat in Rusland verschijnt, op de Parijsche ,,Gleanings” van den heer Bondonneau.
Dat alles moet groote veranderingen brengen in de opvattingen omtrent bijenteelt in Europa, en de uitvindingen uit de oude doos zullen hun tijd gehad hebben.