MODERNE BIJENWONINGEN.


Vele lezers zullen, na lezing van het artikel van den heer RIESENER in het nummer van 15 Januari van het Maandschrift, een mooi visioen gezien hebben van Reuzenkasten met Reuzen-volken en . . . . Reuzen-oogsten. Ik hoop echter, dat de volgende morgen de vorstige wind voldoende afkoeling bracht, om die lezers er voor te behoeden zich direkt Reuzen- oftewel Dadant-kasten te gaan aanschaffen. Het vraagstuk: „welk model en systeem bijenwoning leent zich het best voor mijn bedrijfswijze" is nog niet met een enkel entoesiast artikel opgelost. We moeten grondig nagaan wat de bezwaren zijn van grote en kleine woningen en welke bizondere voordelen ze bieden.

Veel mensen imkeren met een woning, die voor hun bedrijfswijze in 't geheel niet past, en waarom? Omdat ze hoorden van mooie resultaten met die woningen verkregen en ze vergaten, helaas, dat dat bizonder systeem woning ook een bizondere behandeling vergt en alleen goede resultaten geeft bij een bedrijfswijze als van den uitvinder.

Ik zal u nu het vóór en tegen van groot-, zoowel als kleinmodel ramen uiteenzetten, naar het oordeel van de uitvinders der kasten zelf, en van de grote praktiese imkers van binnen- en buitenland, die er een groot deel van hun leven mee werkten.

De voorstanders van grote kasten met grote ramen, de bekende CH. DADANT en zijn navolgers, noemen de volgende voordelen, die h.i. alleen in woningen, type Dadant, te verkrijgen zijn; ze gaan uit van het standpunt dat men, om veel honig te oogsten, met de grote dracht moet kunnen beschikken over grote volken. Hiertoe moet men in het voorjaar doelmatig tot broedaanzet kunnen prikkelen, wat naar hun mening in de Dadantkast bizonder goed gaat.
Zij nemen een raam van de buitenkant, waarin zich nog wat honig bevindt, en zetten dit midden in het broednest. Daar de bijen steeds een gesloten broednest verlangen, haasten ze zich de cellen leeg te maken, wat een groter honigverbruik en daardoor een sterker voedering der koningin tengevolge heeft. Dit, gevoegd bij de ijver der moer om het broednest weer te vullen, is oorzaak van een buitengewoon grote broedaanzet. Men kan nu het ene raam na het andere midden in het broednest plaatsen, totdat de gehele broedruimte gevuld is. Dan echter zal meestal het oudste broed reeds uitlopen, zodat de moer daardoor weer ruimte krijgt, om de eieren af te zetten.
DADANT en navolgers wijzen er nu op dat hun kast juist groot genoeg is, om zelfs bij buitengewoon sterke broedaanzet, de moer steeds van ruimte te voorzien. DADANT vond zodoende moeren die 4500 eieren per dag legden. Dat is voorwaar geen kleinigheid, al erkent hij dat het uitzonderingen zijn.
Doch ook met een ander systeem kast kan men de moer gemakkelijk van voldoende ruimte voorzien, zelfs bij uitzonderingsgevallen als boven vermeld. Ik kom daarop straks terug. We moeten dus in elk geval aan iedere kast de eis kunnen stellen, dat de broedruimte onbeperkt vergroot kan worden

Nu komt een tweede voordeel van de grote kasten volgens DADANT, nl. dat volken in Dadant-kasten zeer weinig zwermen. Elk beroeps-imker weet, dat slechts grote volken grote oogsten maken, en dus is dat weinig-zwermen een groot voordeel. Waardoor komt dat? Doordat het reusachtige broedruim niet gauw overvuld met volk raakt.
We moeten dus aan een doelmatige bijenwoning ook deze tweede eis stellen, dat het volk steeds zoveel ruimte vindt, dat het niet spoedig tot zwermen komt. Ook aan deze voorwaarde is in kasten van minder abnormale afmetingen te voldoen.

Nu de overwintering. DADANT en navolgers leggen er de nadruk op dat men met grote volken moet overwinteren. Grote volken bewaren beter de warmte en hoeven dus minder voedsel te verteren, hetgeen een belangrijke besparing kan worden op een flink aantal volken. Bovendien kan men ze in 't vroege voorjaar langer alleen laten, zonder zorg te hebben dat ze verhongeren zullen. Hierbij dient dan nog opgemerkt te worden, dat men de volken in het grote broedruim ook grote voorraden laten kan.
Ook aan deze laatste voorwaarde moet dus een goede woning kunnen voldoen, dat men het volk in de broedruimte een 30 pond honig of suikerstroop als wintervoorraad kan laten. Ik zal u straks aantonen, hoe dat ook mogelijk is in kasten van minder log model.

Nu moet ik u ook wijzen op enige voordelen van woningen met beknopter afmetingen.
Indien men imkert met Dadant-kasten en de grote oogst komt in Juli, b.v. op de boekweit, dan kunnen de kasten tegen die tijd zeker gevuld zijn met bijen, doch stel, dat de oogsttijd vroeger intreedt, dan is het vrijwel onmogelik om de volken in de honigopzetten te krijgen. Het is een niet te lochenen feit dat de volken, zo lang het broedruim niet geheel gevuld is, 't zij met broed of met honig, niet in de honigkamer willen. Zij zullen allereerst de buitenste raten van de broedkamer met honig vullen en dan pas naar boven gaan. Ook zullen ze zéér ongaarne uit zoo'n ruime broedkamer door 'n koninginnerooster in de opzet gaan, en gebruikt men geen rooster, dan ben ik overtuigd dat, niettegenstaande RIESENER'S verzekering, de moer, nu ze geen ruimte genoeg heeft, daar de bijen de broedruimte voor een deel met honig vullen, toch naar boven zal gaan, ook al staan de ramen dwars op die van de broedruimte.

Wat deze laatste methode betreft, ik sprak hierover met enige van onze oudste en bekwaamste mobiel-imkers, doch ze hadden bij dit middel nooit baat gevonden. En ter staving van mijn bewering dat de Dadant-volken altijd later klaar zijn voor de oogst dan volken op kleiner bouw, beroep ik mij o a. op de uitspraak van E D. Townsend, een Amerikaan, die in zijn land bij de beroepsimkers hoog aangeschreven staat en die voor de meeste onzer inlandse imkers niet hoeft onder te doen.

In „The Bee-keepers Review" van 15 Jan. l.l. geeft hij juist zijn ervaringen met een 25 à 50 Quinby-kasten, wier raamafmetingen vrijwel met de Dadant-kasten overeen komen. Hij schrijft: „Onze volken in 8 en 10-raams Langstroth-kasten hadden dikwels reeds een opzet vol, vóór deze groot-kastige-volken met bijen gevuld waren om de eerste opzet te ontvangen. Dit was een ernstige toestand, waar de grote dracht bestond uit vroege klaver en wilde framboos. Inderdaad vormden ze zich tot monstervolken en was de oogst een paar weken later gekomen, misschien ware het resultaat anders geweest, maar daar onze herfstdracht onbetekenend is, zouden we slechts een reusachtige horde opeters te voeden hebben gehad en dat is zekerlik alles behalve onze bedoeling."

Stel u voor lezer, dat onze herfstoogst mislukt en hoe dikwels is de hei niet slecht, een enkel onweer kan ze onherroepelik bederven, dan zouden we van begin Augustus af met reuzenvolken zitten, die tonnen voerhonig verslinden — waar is dan de verdienste voor den beroepsimker?

Een prakties mobiel-imker weet enigen tijd vóór de grote dracht, het sterke broeden te beperken — doch hoe moet men dat doen in een 10-raams Dadant-huif? Met afsluitplankjes, wilt ge toch niet zeggen? Laat men achter de afsluitplankjes de ramen staan, dan dragen de bijen ze vol honig — en gaan niet gauw in de opzet. Neemt men ze weg, ei, wat een heerlike gelegenheid voor de bijen, om daar schots en scheef een paar raten te bouwen. En bovendien, wat een ruimteverlies! Mij lijkt een dergelike beperking van het broedruim wel het meest onpraktiese wat zich denken laat. En ik sta hierin gelukkig niet alleen.

Een volgend nadeel, aan deze monsterkasten verbonden, is de monstrueuse grootheid. Stel, men wil in voor- of najaar op reis. Wat een ruimte beslaan die kasten dan op een wagen en hoe kostbaar wordt daardoor het vervoer! Waar men b.v. van Tukker's reiskasten er 60 à 70 op één wagen laden kan, daar zou men zeker niet meer dan 40 Dadant-kasten op dezelfde wagen kunnen laden. Dit maakt deze monsterkasten voor grootbedrijf van den trekimker eenvoudig onbruikbaar,
De grote afmetingen der ramen van de Dadant-huiven, maken ze verder onaangenaam in de behandeling. Heeft men kleinere ramen, ondiep en lang, dan kan men vaak met een enkele oogopslag de toestand van een volk leren kennen wanneer men onder tussen de ramen ziet. Bij de Dadant-kasten moet men altijd de broedruimte uit elkaar nemen.

Doch is dit een betrekkelik gering ongerief, dat voornamelik op tijdverlies uitloopt, van meer belang is het dat men in Dadant-kasten noodzakelik draadspanning in de ramen moet gebruiken. Een Dadant-raam met kunstraat, zonder draadspanning, zakt onherroepelik uit en wie de bijenteelt beoefent als grootbedrijf en de waarde kent van 't gebruik van kunstraat, die bedenkt zich eerst even vóór hij de honderden raampjes gaat voorzien van draadspanning. Want dat werk komt telkens na een paar jaar terug. Terecht merkt de heer RIESENER in zijn artikel voornoemd op, dat men in het voorjaar moet zorgen alle volken op gelijke sterkte te brengen. Doch juist dit brengt bij het gebruik van monsterkasten veel moeilikheid mee. Men kan slechts een heel raam broed tegelijk overbrengen, wat voor de broedverliezende kolonie niet weinig tegelijk is, en voor de broedontvangende wel wat veel.

Men ziet, zo geheel zonder nadelen is het gebruik van monster-kasten niet, al hebben de te kleine woningen ook veel gebreken. En al is 't waar dat het gebruik van Dadant-kasten in Frankrijk overheersend is, dan mag men toch niet uit het oog verliezen, dat hier zeker niet weinig toe bijdraagt, dat Frankrijk Dadant's geboorteland is en het nationaal gevoel in vele gevallen helaas groter is dan het nuchter verstand. Hiervan levert Duitsland een treurig voorbeeld, waar de bijenteelt mank gaat aan het euvel, dat men persé wil imkeren met woningen door Duitsers uitgevonden en men steeds nog tobt met Berlepsch en Dathe-kasten.
Ik stel hier tegenover dat in Amerika, dat het land is van de praktiese beroepsimkers, bijna uitsluitend de Langstroth en Heddon-kasten worden gebruikt; de eerste als standaardkast algemeen verbreid, de laatste bekend door haar gedeelde broedruimte, evenals hier de Tukker-kast en door de intelligentste imkers als JAMES HEDDON en HUTCHINSON met succes gebruikt, terwijl de door de Amerikaan QUINBY en DADANT uitgevonden kasten, die bijna gelijk grote ramen hebben, zeer weinig worden gebruikt.
(Slot volgt).

EMIL UYLDERT, Blarikum.