Zweetende secties.

(Antwoord op Vraag 4.)

Stellig kunnen wij 't produkt van onzen arbeid in de vlijt onzer bijen in geen smakelijker vorm en met meerder waarborg voor echtheid en zuiverheid aanbieden, dan in de bekende secties, kleine vierkante of langwerpig vierkante raampjes, die gevuld ongeveer ½ KG. honig en was kunnen bevatten.

Maar vereischt 't winnen van goed gevulde secties, vooral in schrale jaren, kennis en nauwkeurige bewaking zijner volken van den imker, niet minder zorg baart de bewaring der secties in goede jaren. Is de oogst gering, dan is 't produkt snel verkocht; is de opbrengst daarentegen overvloedig, dan moet 'n deel daarvan langer of korter tijd bewaard blijven. En bijna ieder, die in de noodzakelijkheid geweest is z'n secties tot in den winter, of dat jaargetijde over te bewaren, weet, dat zij 't onaangename verschijnsel van „zweeten" kunnen vertoonen.

„Zweetende" secties noemt men die secties, waarvan de meer of minder helderwitte overkappingen langzamerhand haar ondoorschijnendheid in meerdere of mindere mate verliezen en wier oppervlakte meestal tegelijkertijd over 'n grooter of kleiner uitgestrektheid met 'n dun laagje van 'n taaie, honigachtige vloeistof bedekt is.
't Laatste verschijnsel is 't „zweeten" in engeren zin; 't eerste verschijnsel — 't geheel of gedeeltelijk doorschijnend worden der overkappingen — gaat er aan vooraf of is er 't gevolg van.

't Oog erkent de „zweetende" secties reeds op tamelijk grooten afstand aan de donkere kleur die zij aannemen. Niet altijd of zelfs in den regel niet, strekt deze zich over de geheele oppervlakte van de sectie uit. Gewoonlijk vertoonen zich strepen of vlekken. Ook wordt elke overkapping afzonderlijk niet altijd in haar geheel doorschijnend, vaak neemt men op de overigens wit en ondoorschijnend gebleven celdeksels, halve maan of kringvormige donkere, doorschijnende vlekken waar.

'n Glimmend uiterlijk verraadt 't eigenlijke zweeten. Soms is daarvan, ook van nabij, weinig te bemerken omdat de honigachtige vloeistof, die de sectie overdekt door 't aanklevende stof, aanleiding kan geven tot 't ontstaan van 'n korst, die uit allerlei ongerechtigheden bestaat.
'n Zweetende sectie verliest aan oogelijkheid en smakelijkheid en gaat dus in verkoopbaarheid achteruit, om ten slotte geheel onverkoopbaar te worden. Immers na korter of langer tijd is de honig uit de door 't „zweeten" aangetaste cellen verzuurd en daardoor onbruikbaar geworden.
Wat is de oorzaak van 't zweeten en hoe is het te voorkomen?

Slechts hoogst zelden gelukt 't ons secties in dien toestand te winnen, dat alle gevulde cellen ook gedekseld zijn. In den regel zijn er aan den rand tal van cellen aanwezig, die meer of minder honig bevatten en niet gezegeld zijn.
De honig nu is 'n hygroscopische stof, d.w.z. hij neemt evenals 't keukenzout, chili-salper enz., water op uit z'n onmiddellijke omgeving. De inhoud der gevulde, doch niet gedekselde cellen is steeds in aanraking met de lucht en kan daaruit bij voortduring water opnemen. Daardoor worden deze cellen steeds voller en voller. Eindelijk stroomt de inhoud er uit en bezoedelt de geheele sectie. De celdeksels, die met dezen verdunden, overstroomenden honig in aanraking komen, worden er als 't ware door gedrenkt en verliezen hun ondoorzichtigheid. Zij worden schijnbaar donker van kleur, wijl de in de cel geborgen honig en de celwanden slecht weinig licht doorlaten.

't Zelfde geschiedt, wanneer eenige celdeksels beschadigd zijn, en ieder, die met gevulde raten heeft omgegaan, weet hoe gemakkelijk dit plaats grijpt.
De verdunde honig, die zich over de sectie verspreidt, biedt tal van schimmels 'n uitmuntende voedingsbodem aan. Het zwamdradennet doorboort de celdeksels en verergert aldus 't zweeten in hooge mate. Bovendien leiden de schimmels stellig ook 't verzuringsproces in.
Niet altijd echter zijn 't de ongedekselde cellen die aanleiding geven tot 't „zweeten" der secties. 't Zweeten wordt ook waargenomen bij secties, wier inhoud door de bijen verzegeld werd vóór de honig voldoende had kunnen rijpen. Dunne, waterrijke honig loopt steeds gevaar 'n gistingproces te ondergaan, waardoor de celdeksels splijten en de honig naar buiten gedreven wordt.

Dat ook bevroren secties bij invallenden dooi 't „zweeten" kunnen vertoonen, spreekt van zelf.
Nu wij de oorzaken kennen van 't zweeten, kennen wij ook de middelen om 't te voorkomen.
Steeds moeten wij zorgen dat onze secties zoo volledig mogelijk gedekseld worden en dat onze honig zoo rijp mogelijk gewonnen wordt.

Wat den ongedekselden honig betreft, handelt men steeds wijs hem zoo volkomen mogelijk te laten narijpen om de secties verder droog en warm te bewaren.
In een kelder loopen de secties weliswaar geen gevaar te bevriezen, maar in den regel is 't er te vochtig. Elke plaats, waar ons gewone keukenzout niet volkomen droog bewaard kan blijven, is beslist af te keuren, als bewaarplaats voor sectiehonig.

'n Uitmuntende bergplaats biedt de keukenkast, hoe hooger hoe beter, want hoe hooger hoe warmer.
En nergens beter wordt de sectiehonig na den oogst bewaard, dan op de vliering met niets dan 't pannen dak boven zich. Daar is 't stikkend heet en vinden de secties de prachtigste gelegenheid om na te rijpen. Maar bij vriezend weer kunnen zij er natuurlijk niet blijven, ten ware men de besliste zekerheid mocht bezitten, dat alle honig werkelijk 'n extra gelegenheid had gehad om na te rijpen.
Goed nagerijpte secties kunnen in den regel heel wat vorst verdragen voor zij stuk vriezen en gaan zweeten.

F.C. van Brussel.