Jaarboekje 1907.


In de Juni aflevering vermelden wij de ontvangst van 't „Jaarboekje 1907" van de Vereeniging voor Bijenteelt. Steeds is er van vele zijden op aangedrongen om een ledenlijst te hebben, die wensen is thans vervuld, en bovendien is daaraan nog 't een en ander toegevoegd.

Wij vallen in dit boekje met de deur in 't huis en vinden dan dadelijk de behandeling der bijen in de verschillende maanden van 't jaar — bladzijden vol nuttige wenken en voorschriften, die een ervaren bijenteeler met genoegen lezen zal en iemand, die begint, niet genoeg lezen kan. Weet men dat alles in de praktijk toe te passen, dan weet men met de bijen om te gaan, dan zal de bijenteelt een bron van vreugde en voordeel zijn — en dat alles wordt den leden gratis aangeboden!

Wat nu verder met de organisatie der Vereeniging in verband staat, vindt men op een dertigtal bladzijden, makkelijk om eens op te slaan en na te zien voor elk lid, dat daar belang in stelt.
Vervolgens de ziel van 't boek, de ledenlijst. Dat 's een arbeid voor de secretarissen om te controleeren, als 't noodig is te verbeteren. De gids voor de verzending van 't „Maandschrift", wie daarover te klagen heeft, kan nakijken of hij er in staat. Is 't niet 't geval, dan wende hij zich tot 't Bestuur zijner afdeeling. Dat 's een heele beslommering minder voor den uitgever, zelfs voor den redacteur, die menigen keer op meer of minder vriendelijke klachten over de toezending werd vergast. Een goede ledenlijst! een goede verzending! Op de eerst komende Algemeene Vergadering een hulde voor dat werk, in plaats van de klachten, die we vroeger zoo dikwijls en te recht hebben aangehoord!

Tot slot de „Boekhouding". Is er volgens de inleiding „maar op los geïmkerd", dan zal daar zeker wel verbetering in komen als men nu de bijgevoegde staten invult, men verkrijgt dan eenige cijfers, waarschijnlijk ook een overzicht van den bijenstand. Of men zoo zal hebben 't geen men door boekhouding wenschst te weten te komen, b.v. den stand der zaak, het behaalde voordeel of mogelijk geleden verlies, dat betwijfelen wij.
We hebben eenigen leiddraad en als nu velen later willen vertellen waartoe ze met dien leiddraad gekomen zijn, dan worden we nog vele voorbeelden rijk van een eenvoudige, doeltreffende boekhouding voor een bijenstand.

't Staat wel niet met de boekhouding in verband, maar 't komt toch in deze afdeeling voor en wordt met hardnekkigheid herhaald, dat was vrouwelijk is — we lezen maar steeds van de opbrengst der was. We mochten verwachten, dat dergelijke fouten vermeden zouden zijn.

Dit is de inhoud van 't „Jaarboekje". We kunnen er zeker veel van onze gading in vinden en we hebben een ledenlijst, waar steeds op aangedrongen werd.
Waarom 't een jaarboekje genoemd is, is ons niet recht duidelijk, maar de naam is van minder belang; 't is 't begin en we komen zoo mogelijk tot een uitgave, die inderdaad een overzicht geeft van 't werken en doen der Vereeniging.

De lezers van 't „Maandschrift" moeten nu maar hun critique uitbrengen, ieder moet maar eens zijn meening zeggen, want 't is 't boekje dat door de Vereeniging uitgegeven wordt, 't is ons boekje, 't wordt voor ons samengesteld. Deze gedachte brengt er ons toe om mee te deelen, wat wij er nog wel meer in zouden wenschen.
Bij voorbeeld: Het jaarverslag, de goedgekeurde rekening en verantwoording van 't vorig jaar, de begrooting voor 't loopende jaar, Verslagen van de Afdeelingen, van Bestuurs- en Algemeene Vergaderingen, dat alles zou dan uit 't „Maandschrift" weggelaten kunnen worden!

't Komt er nu in voor omdat 't toch ergens dient geplaatst te worden. Iemand die in 't vereenigingsleven belang stelt, waardeert 't dat hij daarvan kennis kan nemen, maar die belangstelling is bij onze eenvoudige ijmkers, wij lazen deze titelatuur elders, niet zoo bizonder groot en vele van hen zullen die bladzijden niet inzien, mogelijk verlangen ze meer naar de werkzaamheden van de maand, die dan weer in 't „Maandschrift" zouden kunnen opgenomen worden. We raden ernstig aan om hierover de gedachten te laten gaan en ze dan ook te vertellen, niet thuis, maar in 't „Maandschrift", op de Algemeene vergaderingen, dat zijn onze organen, daar komt 't onder de aandacht en kan 't gehoor vinden.

1907 gaf ons 't eerste „Jaarboekje", we moeten er, dat brengt de titel mee, in 1908 weer een hebben, en goede dingen kunnen altijd nog verbeterd worden.

-------


Dit was reeds opgesteld, toen wij van onzen geachten Algemeenen Secretaris-Penningmeester, den heer WIGMAN, samensteller van 't „Jaarboekje" en mede-redacteur van de jaargangen 1898 en 1899 van 't „Maandschrift", de opmerking ontvingen en daarbij overtuigende stukken, dat in 't Juni-nummer (Werkzaamheden Juni-Juli, reactie Redactie) ten onrechte was gezegd:
„Dit blijkt, enz. . . . ., waarin die stof voor zoover 't „Maandschrift" ze opleverde, wel uitsluitend geput is uit de beide eerste jaargangen".
De redactie erkend gaarne dat die veronderstelling, waartoe een vluchtig doorlezen geleid had, niet juist was. Niet uitsluitend is uit de beide eerste jaargangen geput, wel is nagenoeg 3/4 daaruit overgenomen, 1/4 uit de zeven volgende.