VAN OVER DE GRENZEN.


Grootte der bijenwoningen en 't zwermen. De „Societé du Bassin de la Meuse", een Landbouwmaatschappij, heeft een studie over het zwermen der bijen uitgegeven. Ze is na langjarige en talrijke waarnemingen samengesteld door den Secretaris dier Maatschappij, den heer THIBAULT.
Van 't vele belangrijke nemen we hier over wat gezegd wordt van 't zwermen, in verband met de grootte der woningen. Gedurende 7 jaren zijn 722 woningen waargenomen, daarbij bleek, dat van 100 volken in strookorven van ongeveer 30 dM3 inhoud, 60 à 70 zullen zwermen. Van 100 in kasten met lossen bouw zonder opzet, van een 60 dM3 inhoud, zullen er 20 à 30 zwermen. En ten slotte van 100 in Dadant-Blatt woningen, met genoeg opzetten om voldoende ruimte te geven, zullen er slechts 5 zwermen.
De heer GUILLEMIN deelde mede dat op zijn eigen bijenstand met die woningen vele jaren verloopen zijn, zonder dat er een enkele zwerm kwam.
Als op een tentoonstelling de beste bijenwoning bekroond is geworden, of wanneer men reeds weet wat de beste bijenwoning is, dan is 't niet meer noodig om al die waarnemingen te doen, dan laat men die woning eenvoudig maken. Maar 't is altijd mogelijk, dat niet iedereen daarvan zoo spoedig op de hoogte is, nauwkeurige en vele waarnemingen blijven zeker van groot belang. Zou niet eens een program opgemaakt kunnen worden, zou zoo iets niet op den weg der Afdeelingen liggen?

-------


Nuclei en kolonies. Onder dit hoofd lezen we in „American Bee Journal" van 9 Mei: Een nucleus, daarover zijn we 't eens, is een heel zwakke bijenkolonie, maar waar nu juist een nucleus ophoudt en een kolonie begint, is niet zoo makkelijk aan te geven, evenmin als 't niet altijd makkelijk is om te zeggen, wanneer een jongen een man geworden is. Men zou mogelijk kunnen zeggen, dat al wat minder is dan 3 Langstrothramen, voldoende met bijen bedekt, een nucleus is, en al wat meer is een kolonie.
Dan kunnen 3 ramen met broed met bijen er op somtijds een nucleus, somtijds een kolonie genoemd worden. De tijd van ’t jaar kan er invloed op hebben. Honderde kolonies kwamen uit hun winterkwartier met niet meer dan 3 ramen met bijen — ja, eigenlijk duizende; en vele met nog minder, en toch worden ze in dien tijd van 't jaar kolonies genoemd. Midden in den zomer zou men er niet aan denken om ze kolonies te noemen, maar wel nuclei.
Dan heeft men nog de „baby nuclei", waarvan men in den laatsten tijd zooveel verteld heeft, die uit l, 2 of 3 kleine raten bestaan met een klein aantal bijen dat daarbij hoort.
Tot zoover het Amerikaansche blad. Wij vestigen op 't bovenstaande de aandacht, omdat we wel eens graag van de vakgenooten een goed woord voor „nucleus" zouden willen vernemen. In de nieuwere bijenteelt speelt de „nucleus" een rol, die bij uitbreiding van koninginneteelt, van verbetering van bijenrassen steeds grooter moet worden. In 't Engelsch, Fransch, Duitsch, zeker ook wel in andere talen wordt de benaming gebruikt, maar er is toch wel een eigen woord te vinden dat duidelijk omschrijft, wat men een „nucleus" in de latere bijenteelt bedoeld wordt.
Gaarne vernemen we de meening van anderen?

-------


Zal bijenhouden loonend blijven? Is een vraag, die in „The British Bee Journal" nogal eens besproken wordt. In 't nummer van 16 Mei vertelt een bijenhouder ‘t een en ander van zijn ervaring en zegt omtrent 't bovenstaande: Ik vrees er voor, als sommige bijenhouders geen anderen weg gaan volgen. Niet vele jaren ben ik in de gelegenheid geweest om honig te verkoopen, maar den vorigen zomer had ik meer dan ik zelf gebruiken kon. Ik trachtte om wat klaverhonig in secties te verkoopen. 't Bleek dat in Edinburg f 0.375 tot f 0.40 't hoogste was dat ik voor een pond sectiehonig kon krijgen, en handelaren dachten er niet aan om dat te geven. In een andere groote stad bood ik in een paar winkels aan en daar hadden ze er zelfs op tegen om iets anders dan heidehonig te koopen. De reden daarvan scheen te zijn dat veel van 't geen hun verkocht werd met suiker vermengd was. Een handelaar zeide mij: U kunt wat die knoeierij betreft gerust naar mij verwijzen. Een ander vertelde mij dat hij om die reden geen secties bloemenhonig meer verkocht.

-------


Het nut van een ruimen toegang ’s zomers wordt in 't Meinummer van „L'Apiculture nouvelle" druk besproken door E.R. ROOT en daarbij opgehelderd door een mooie afbeelding, waarin dat tijdschrift trouwens zoo rijk is. Zoo'n ruime toegang moet er zijn en dan een goede luchtverversching. Op die afbeelding kan men niet zien hoe de bijen aan de raten hangen en hoe ze snel naar binnen en bij den tros komen zonder de kast te raken. Met zoo'n ruimen toegang leeren ze dat spoedig. Heeft een kast geen ruimen toegang in de warme dagen, dan is ze volstrekt niet zooals ze zijn moet. Verder is nog van belang een hellende plank voor den toegang. Als 't kouder is, kan 't gebeuren dat de bijen eenige centimeters voor den ingang vallen. Tegen zoo'n hellende plank kruipen ze op naar de woning en dan zijn ze gered; anders blijven ze buiten en gaan dood. Zoo'n ruime toegang is ook een der middelen om 't zwermen te voorkomen.

-------


Vervalsching van kunstraten. In 't Mei-nummer van „De Bieënvriend" wordt gezegd dat het wafelwas, dat door de fabrikanten afgeleverd wordt, nogal eens vervalscht is.
De heer PH. VERBEEK verhaalt hoe hij dezen winter een deel oude wafels heeft gesmolten.
Nadat het was gezuiverd was, werd de klomp gebroken en bleek, dat twee bestanddeelen zich bij het stollen hadden afgescheiden. Het binnenste was veel rooder en helderder van kleur dan her buitenste, het leek wel op ceresine.
De schrijver vraagt o.a of sommige fabrikanten van kunstraat niet de eene of andere stof bij het was doen om die raat met de walsmachine te kunnen maken. Hij twijfelt er aan en raadt daarom aan om zelf de raat met de pers van Rietsche te vervaardigen.
We laten 't voor- of nadeel van deze laatste kunstraat hier buiten beschouwing, maar houden 't voor mogelijk, dat iemand de raat met de walsmachine gemaakt prefereert. Wij meenen dat die raat niet van zuiver bijenwas alleen vervaardigd kan worden, dat er eenig ander was bijgevoegd moet worden. Dit zal nu wel bij verschillend fabriekaat verschillend zijn. 't Zou daarom misschien aanbeveling verdienen, als elk fabrikant opgaf hoeveel percent zuiver was voor de kunstraat gebruikt is, dan kan hem niet verweten worden dat hij vervalschte waar verkoopt.
Zouden fabriekanten van dit artikel niet eens willen vertellen, hoe 't eigenlijk met die kunstraat gesteld is?