MEDEDEELINGEN.


Gaarne vestigen wij de aandacht onzer lezers op de onderstaande, ons toegezonden vragen, met een wetenschappelijk doel gesteld. Zij, die een dergelijke ervaring hebben opgedaan, zijn zeker bereid daarvan mededeeling te doen en te helpen om nauwkeurig materiaal voor dat doel te verschaffen.

1. Zijn aan de lezers van het „Maandschrift" een of meerdere gevallen bekend, waar door bijen- of wespensteek ernstige verwonding van een of beide oogen ontstond?
2. Zoo ja, welke waren de verschijnselen?
3. Wie was de behandelende geneesheer? Antwoorden te zenden aan:
Dr. A.J. van der HEIJDEN,
Schotersingel 77, Haarlem.

-------


Hulde aan Dzierzon. In 't Januari-nummer van dezen jaargang plaatste „Bijenvriend" een oproep aan hen, die een gedenkteeken wilden plaatsen ter eere van dezen gevierden man. Wij schreven later (febr. “Dr. Johann Dzierzon”), dat niet aan onze aandacht zou ontgaan wat in Duitschland tot dit doel gedaan zou worden.
Tot onze verwondering bleef 't in ons landje dood rustig en vernamen wij uit Duitschland maar zeer flauwe klanken. In 't Juli-nummer der „Leipziger Bienen Zeitung" lezen wij nu dat de belangstelling maar heel slapjes is geweest. De uitgever van dat blad en een Vereeniging te Leipzig openden elk met Mk. 25-— en daar waren half Juni Mk. 16.55 bijgekomen. In begin Augustus waren er Mk. 137.05 bijeen gebracht, en zoo kwamen dan van 2—8 Augustus de tot een congres vereenigde leden van „'t Deutsche bienenwirtschaftlichen Zentralverein" en van de „Deutschen, Osterreichischen und Ungarischen Bienenwirte" te Frankfort a/M. te zamen.
Daar werd nog een inzameling gehouden, 't verkregen bedrag was nog niet voldoende voor een waardig grafmonument, maar een onbekende zou 't onbrekende er bijvoegen. Een krachtige, geestdriftige uiting van belangstelling is dit in Duitschland, Oostenrijk, Hongarije niet geweest, in Nederland was die, zooals wij boven opmerkten, al zeer flauw. De redactie vindt dan ook geen aanleiding om zich met het Duitsche comité in verbinding te stellen en zal 't haar toegezonden deel van „Bijenvriend" weer aan zijn goede zorgen toevertrouwen.

-------


Bijgeloof. Van geachte zijde ontvangt de redactie 't volgende uitknipsel uit een courant. (Ze kan niet vermelden uit welke).
„Uit Dalen wordt gemeld: Dat het bijgeloof er bij velen nog stevig in zit bewijzen de volgende staaltjes:
Een ijmker hier verloor verleden jaar bijna al zijne bijen. De buren en anderen wisten hem later te vertellen dat dit kwam doordat hij het vorige jaar verzuimd had de bijen aan te zeggen, dat zijn vrouw overleden was."

Dergelijke berichten hebben van tijd tot tijd ook de aandacht der redactie getrokken, maar ze zijn beschouwd als berichtjes voor de courant, die het publiek gaarne leest, die mogelijk in lang vervlogen tijden wel gebeurd kunnen zijn, die 't eene oor ingaan en 't andere uit. Zoo en met wat variatie hebben wij 't ook herhaalde malen op voordrachten over bijenteelt gehoord en wij moeten zeggen, 't had dan altijd veel succes. Onder de aanwezige bijenhouders was er geen enkele die aan zoo iets deed, en de andere belangstellende hoorders waren een en al verbazing.

Maar we moesten toch eens te weten komen of dergelijke dingen inderdaad gebeuren. Dat zou wel kunnen, als leden van de Vereeniging, wij hopen ook trouwe lezers van 't „Maandschrift", willen helpen.

Dalen ligt in Drenthe en in 't „Jaarboekje" vinden we de ledenlijst van de Afdeeling „Drenthe", die een twaalftal leden uit Dalen vermeldt. Nu vragen wij aan die twaalf leden, of aan enkele, of, als 't niet anders kan aan een, om zoo vriendelijk te willen zijn aan de redactie eens te willen melden wat zij er van denken. Mochten zij 't ondervonden hebben, mochten zij zelven de buren en anderen zijn, dan zal hunne meening gaarne in 't „Maandschrift" opgenomen worden, mogelijk zit in dat „bijgeloof" meer dan de eerste indruk ons geeft. Altijd staan we gaarne een plaats af voor berichten omtrent dergelijke gebruiken, zelfs als 't herinneringen zijn aan lang vervlogen tijden. Een oud bedrijf, en de bijenteelt kan van eeuwen spreken, heeft als een volk, als een oude familie, zijn geschiedenis, we luisteren daar altijd vol aandacht naar.

Nu zou 't ook kunnen zijn, dat zij er niets van weten, dat ten minste tegenwoordig dergelijke gebruiken niet meer bestaan, 't Zou zeker goed zijn dat dan te vernemen, we komen zoo tot de juiste voorstelling van dergelijke courantenberichtjes en onderhoudende mededeelingen.
Wij vragen daarom dringend aan de leden der Afdeeling „Drenthe", speciaal van die uit Dalen, deelt ons toch eens mede hoe 't met dat bijgeloof in Drenthe gesteld is.