Van over de grenzen.


Bouwsteenen voor de practijk. Een van onze beste vakbladen is „Der Deutsche Imker aus Böhmen" en de Eerw. FRANZ TOBITSCH te Wotsch a/d. Eger voert daarin een zeer goed versneden, pittige pen. Wat hij daarin schrijft, wordt vereenigd onder het hoofd „Jung-Klaus en Sammelkorb" en een en ander van hetgeen we onder het bovenstaande opschrift in 't laatste Juni-nummer vonden, willen we hier een plaats geven.

„Bouwsteenen voor de practijk", zal voortaan 't wachtwoord zijn, waarmede mijn bijdrage ingeleid zal worden. Evenals een goed architect lang vóór hij 't huis begint te bouwen, goede hoek- en deksteenen uitzoekt en met zorg verzamelt om niet, als 't er op aankomt, brokstukken te moeten gebruiken, evenzoo wil Jung-Klaus op zijn manier 't voor onze goede practijk aanleggen. Hij wil „Bouwsteenen" verzamelen, niet alleen uit de pas verschenen bijenbladen, maar ook uit lang vergeten boeken, uit de practijk van dezen of genen ernstigen bijenhouder; en hij hoopt zijn vrienden daarmede bizonder veel genoegen te doen. Langs den zoom van menig verwaarloosd stuk land tusschen ruwe puinhoopen of verborgen in een doornstruik, die men ontwijkt, ligt dikwijls een best blok steen, groot en passend, maar toch nutteloos, omdat 't niet opgemerkt wordt.

Die verloren gegane en niet gewaardeerde, vergeten bouw, steenen uit de litteratuur der bijenteelt, zullen van heden af voor de lieve vrienden aan 't begin dezer bijdragen opgestapeld liggen. Ieder kan er uit kiezen wat hem van pas is.

1. Voor de ouden was 't een stelregel: „Goede volken, geen groote, ofschoon 't goed zijn 't groot zijn niet uitsluit." Zij konden hun bijen geen zakken met suiker voorzetten. De ouden zwavelden hun bijen af. Wat hebben zij sterke volken gehad, want altijd werden de honigarme volken voor de overwintering opgezet en in 't voorjaar werden ze met geen suiker bijgevoederd. Bij de teelt ging 't niet om de hoeveelheid, maar om de hoedanigheid!

2. Bij alle teelt moet de stelregel blijven: Een richtige stok, een richtige bij, een richtige behandeling! Geeft de hemel ook nog gunstig weer, dan hebben we overal vrolijke gezichten en hebben we de troeven in de hand

3. Elke streek moet haar bizondere woning hebben, in ieder geval mag ze noch te klein, noch te groot zijn De leeraar, die maar voor een woning ijvert en dit als zijn stokpaardje berijdt, lijkt op den dokter, die voor alle ongesteldheden maar een poedertje voorschrijft, beiden zijn als vakmannen minderwaardig.

4. Een blik op den wasbouw doet ons zien of een moederbij deugt of niet. De wasbouw is onder den invloed der moederbij uit het volk voortgekomen. Hij is als 't geraamte met waarachtig bijenvleesch omkleed geworden. Een mooie wasbouw is 't kenteeken van een goed volk. (Uit „D. Bfrd 1905. Afl. 9—10".)

5. Wat men met de bijen moet aanvangen om ze makkelijk te doen zwermen? Men kan niet beter doen, dan ze in 't voorjaar honig en bouw genoeg te laten, dan hebben ze ruimte om te gelegener tijd broed te bergen, ze hebben ook honig om 't te voeden en verzamelen bovendien nog honig (dat is hun bezit en rijkdom), heeft men bovendien mooi weer in den zwermtijd, zoo kan men door Gods zegen op voldoende jonge zwermen rekenen. (Uit Kaspar Höfler Bienenzucht van het jaar 1753).

Wie helpt er mede om van die bouwsteenen te verzamelen? Ze zijn hier ook te vinden, op de hei en in de klei, in den ouden bijenstal en in de nieuwe kasten. Helpt maar zoeken en brengt ze aan voor 't Maandschrift".

--------


De „Deutsche Imkerbund". 't Is aan de lezers bekend, dat in Duitschland verschillende vereenigingen voor bijenteelt bestaan, die elk in haar kring werkzaam zijn; belangrijke punten, die in verband staan met bijenteelt worden besproken en behartigd op het jaarlijks te houden congres, de welbekende „Wanderversammlung der Deutsch-Osterreich-Ungarischen Bienenwirte". Aan dit werken ontbrak, dat werd bij de toenemende ontwikkeling en werkzaamheid der Vereenigingen meer en meer gevoeld, een leidende organisatie, in staat om voor algemeene belangen op te treden. De vorming daarvan was, als 't ware een vrucht, die geleidelijk rijpte en die men nu heeft kunnen plukken. Op het congres, dat van 2 tot 8 Augustus te Frankfort a/Main is gehouden, kwam die organisatie tot stand en is de „Deutsche Imkersbund" gevormd.

In onderscheinene Duitsche vakbladen wordt dit besproken, wij ontnemen een en ander aan de „Bienpflege" van September, waarin wij een beknopt overzicht vinden.

Een verbond van de verschillende, nu goed georganiseerde vereenigingen was noodig, 't hoogste doel daarvan moest zijn om voor de bijenteelt op te treden en haar te beschermen, als 't belangrijke vragen geldt en deze onder de aandacht van de bevoegde machten te brengen. De engere arbeid der Vereenigingen heeft eenigszins haar grens bereikt, voor de instandhouding van en een betere voorlichting in de bijenteelt zijn overal cursussen dienstig; naar de oplossing van allerlei vragen der practijk wordt door waarnemingsstations, waaraan nog proefstations toe te voegen zijn, gestreefd. Groote tentoonstellingen wijzen den vooruitgang aan die verkregen is, leeren nieuwigheden kennen en wekken op tot navolging, wanneer men zoo geheel op de hoogte gebracht wordt van de inrichting van grootere en kleinere bijenstanden. Talrijke tijdschriften en verdere litteratuur geven gelegenheid om in 't omvangrijke bedrijf rond te zien en zich te ontwikkelen.

Maar steeds ontbrak de kracht om op te treden in het openbare leven, voor het recht, voor de bescherming onzer producten, de zorg voor allen en het eensgezind handelen om die voordeelen te verkrijgen, welke andere groote vereenigingen reeds langer daardoor verkregen hebben.
Deze kracht geeft de „Imkersbond", welke zijn taak weer verdeeld over commissies, die hem ter zijde zullen staan, bijv. voor honigonderzoek, voor waarnemingsstations, voor wetenschappelijke doeleinden en dergelijken meer. Die bond telt 130.000 leden, die per hoofd 2 Pfg. aan hem afdragen.