Werkzaamheden Oct.—Nov.


Eigenlijk zijn de werkzaamheden afgeloopen; tenminste buiten op den bijenstand dient men met de noodzakelijke handelingen klaar te zijn. Wie na half Oct. nog aan zijn bijen werkt, heeft of den goeden tijd voorbij laten gaan, of is door de late suikerlevering genoodzaakt nog te voeren.
Wij voor ons rekenen het tot onzen plicht, de bijen afgehandeld te hebben, zoodra de Octobermaand in 't land is. Wie dan nog niet klaar is, haaste zich, zoo spoedig mogelijk 't ontbrekende voeder aan te vullen.

De Septembermaand was overigens zeer ongunstig voor onze bijen. Regen! en nog eens regen! Door 't aanhoudende regenweer zullen de imkers de bijen wel eerder van de heide hebben gehaald dan andere jaren. Over 't algemeen schijnt de heideoogst tegen te vallen. Dat is wel jammer, nu de honig als volksvoedsel, in dezen miserabelen tijd, zoo van pas kan komen. De hooge prijs der producten maakt echter veel goed voor den imker. Vooral de heideimker heeft nu reeds een paar slechte jaren te boeken.
Toch zal men den moed niet laten zakken, ook, omdat de regeering den imkers goeden moed geeft. Mogelijk verdient het aanbeveling, dat de regeering subsidie toestaat voor 't reizen met bijen en dat ook de gelegenheid voor 't reizen met bijen nog vergemakkelijkt wordt.

De laatste jaren klaagde men van uit deze streek geregeld over de slechte resultaten met 't voederen van de accijnsvrije suiker. De bijen haalden over 't algemeen de suiker slecht op. Dit jaar hoorde ik nog geen klachten. Als ze dus overigens er goed op overwinteren, zijn we met ons nieuwe denatureeringsmiddel reeds flink opgeschoten.

We kregen door ons voederen in Sept. nog weer een mooien broedaanzet.
Als het niet te overdreven gaat, zijn we daar wel op gesteld. 't Is voordeelig met een flink aantal jonge bijen den winter in te gaan. Deze zijn voorjaars het best geschikt om het eerste broed te verplegen. We vergeten echter niet dat dit broed ook voeder eischt! Jammer, dat in Sept. zoo weinig stuifmeel kon worden gehaald. De aanwezige voorraad zal nu geheel zijn opgeteerd. We zijn dus zuinig op raten met stuifmeel en hangen in elke woning een paar ramen met stuifmeel tegen 't broednest. De korfimker bewaart het stuifmeel in zijn voerhonig. Bij de ontwikkeling in 't voorjaar kan dat goed van pas komen, 't Aantal raten, waarop men de bijen overwintert, regelt men naar de sterkte der volken. Sterke volken kunnen een 10-raams Simplex-broedkamer bijna 't geheele jaar bezet houden. Alleen bij strenge kou zullen ze zich met minder raten redden. Zwakkere volken kunnen met minder raten toe. Daarbij treft men meestal in 't voorjaar de buitenste raten geschimmeld aan. Vooral het stuifmeel dat daarin aanwezig is, wordt daardoor waardeloos.
Nu is juist de Simplex-broedkamer niet zóó ingericht, dat men haar doelmatig kan verkleinen. Over 't algemeen laten wij het volle aantal raten hangen aan de buitenzijde, bij zwakkere volken een paar droge raten. Ledige raten zijn de slechtste warmte-geleidsters.

Als we met voederen klaar zijn, dekken we de broedkamers netjes af met een passende stroomat. Dat bevalt ons altijd nog het beste, en die sluit overal goed. Vroeger namen we het wasdoekkleedje, dat we in de zomermaanden als dek gebruikten, in den herfst van de raampjes. De laatste jaren laten we dit na, omdat we er geen nadeelige gevolgen van merken. De kleedjes rusten niet geheel op de raamlatjes, doch er is voldoende ruimte voor de bijen, om tusschen raamlatje en kleedje door te loopen. Als de bijen z.g.n doorgeteerd zijn, kunnen ze zich over de raamlatjes, waar 't warmste is, verplaatsen.

Onder de korven leggen we een stuk asphaltpapier. We kunnen dan in 't voorjaar met één oogopslag zien, hoe het volk er aan toe is. De vlieggaten van korven en kasten worden zoo verkleind, dat er geen muis in kan dringen. Men moet deze verkleining over de smalle zijde zoeken. Lange, smalle vlieggaten zijn in den winter het best. Te nauw maakt men ze niet, om de lucht voldoende gelegenheid te geven, binnen te treden. Als er geen tocht in de bijenwoning kan komen, hindert een ruim vlieggat niet. De korfimker in deze streek gaat nogal vaak in den herfst zijn korven op een laag van z.g.n. kwakeltakjes zetten (Juniperis communis). De scherpe naaldjes van den jeneverbes verhinderen de muizen haar vernielzucht aan den korfrand te beproeven. 't Gebeurt dan ook zelden dat men door zoo te handelen, last van muizen heeft. Overigens zorge men, dit ontuig zoover mogelijk van de bijen te houden. Wie eenmaal de vernieling, welke dat gespuis kan aanrichten, heeft meegemaakt, verlangt er niet weer naar. In boschrijke streken voornamelijk, kunnen ze ons veel last veroorzaken.

Ook troffen we hier dezen herfst veel wasmotten. Over 't algemeen is dit jaar rijk aan insectenplagen. We denken daarbij aan onze vruchtboomen en den last, dien we dezen nazomer van de wespen hadden. Tegen de wasmot maken we ijverig jacht. We vergeten onze opgeborgen raten niet op tijd te zwavelen. Wat we voor den winter kunnen verdelgen, baart ons in 't voorjaar geen zorg. Een massa wespen ving ik in medicijnfleschjes met wat honingwater, hier en daar tusschen de kasten opgehangen. Ook de hoornaar (hoorntjes) waren soms zoo brutaal, dat ze de bijen voor de vlieggaten wegvingen.

De natte Septembermaand zal voor de voortplanting niet gunstig zijn geweest. We hebben dus kans, dat we 't volgend jaar minder last er van hebben. Onze koninginnebewaarders op 3 W.B.C, ramen gaan met een pond of 8 suiker den winter in. Voor een paar gulden bewaren we zoo eenige volkjes, met dunne tusschenschotten te zamen vereenigd en warm toegepakt, den winter over. In 't voorjaar komen ze ons vaak van pas, om moerloos geworden volken, of dezulke welke een slechte koningin hebben, te redden. Gebruiken we de koninginnen daar niet voor, dan gaan ze boven den koninginnerooster op een sterk volk. Men staat verbaasd in welk een korten tijd zulke volkjes dan sterk worden.
't Spreekt vanzelf, dat men ook de kasten, waarin normale volken, zoo kan inrichten, dat daarboven een zwak volkje overwinterd.
V.