De bevruchting der koningin.

Het onderstaande is ontleend aan een voordracht, gehouden door Dr. F. Gerstung.
Ieder jaar komt voor den imker, het afgezwermde volk resp. de nazwermen, een critieke periode. Het wordt dan de groote vraag of de jonge koningin bevrucht wordt, hiervan is het wel en wee van den stok absoluut afhankelijk. Ontegenzeggelijk heeft het weer hierop invloed. Regen en koude verhindert de bruidsvlucht, doet de darren binnen blijven. De ervaring leerde ons, dat de tijd, waarin de koningin bevrucht moet worden, betrekkelijk enge grenzen heeft.

Nieuwere onderzoekingen hebben bewezen, dat men die periode hoogstens op 4 weken moet stellen. De oorzaak hiervan zetelt in de bronstigheid der jonge koninginnen, die kan hoogstens 4 weken duren en keert daarna niet meer terug. De darren behouden langer hun vruchtbaarheid. Er zijn voorbeelden, dat overwinterde darren van een darrenbroedig volk, nog in staat waren de koningin te bevruchten.

Eer wij over de physiologische oorzaken van het ontstaan der bronstigheid spreken, moeten wij eenige bekende feiten vast stellen. De bevruchting geschiedt het snelste bij koninginnen van nazwermen. Koninginnen van afgezwermde volken worden in den regel later bevrucht, vooral als het volk kaal gezwermd is.
Het ongunstigste is de toestand bij zoogenaamde afleggers met jonge koninginnen, daar volgt de bevruchting dikwijls nog veel later. Een bevredigde verklaring voor deze daadzaken was nog niet gevonden. De imker wist niet, hoe hij moest doen om de jonge koninginnen het snelst in de gelegenheid te stellen bevrucht te worden. Wij zullen trachten de biologische- en physiologische voorwaarden voor de bevruchting der koninginnen aan te wijzen.

Waarheid is, dat darren- en koninginnecellen alleen voorkomen als de productie van voedselbrij van een volk haar hoogte punt bereikt (Dr. v. Planta en Pfarrer Schönfeld). In zooverre kunnen wij de geslachtsdieren bij de bijen (darren en koningin) beschouwen als producten van overvloed van voedselbrij. Is dit een biologisch- en physiologische maatstaf voor het ontstaan der geslachtsdieren, dan moet dit ook invloed hebben op het voorkomen van bronstigheid en als gevolg daarvan de bevruchting.

Het komt ons voor, dat wij als regel moeten aannemen, dat zoolang de voedselbrij voor het broed van werkbijen noodig is, er geen vorming van darren- en koninginnecellen plaats grijpt.
Toetsen wij deze theoretische beschouwingen aan de praktijk. Bij nazwermen is er geen broed om de voedselbrij op te nemen, alles wat geproduceerd wordt, komt ten goede aan de jonge koninginnen. Die overvloedige voeding maakt haar eerder geslachtsrijp, de bronstigheid treedt sneller en krachtiger op, wat de kansen op een spoedige bevruchting doet toenemen. De theorie klopt met de praktische ervaring, dat jonge koninginnen snel bevrucht worden van nazwermen.

Bij afgezwermde volken is de toestand eenigszins anders. De bruidsvlucht geschiedt eerst als alle andere moercellen verdwenen zijn. Er blijven meestal eenige ongedekselde darren- en werkbijencellen over, bovendien hebben de jonge broedbijen reeds een deel van hun voedselbrij afgestaan. Er is daarom geen overvloed van voedselbrij en vooral niet als de stok kaal gezwermd is. De geslachtsrijpheid is minder, de bronstigheid treedt trager in, dan bij den nazwerm. Het noodzakelijke gevolg kan niet uitblijven, de bevruchting gaat minder snel en kan soms lang duren eer zij tot stand komt.

Bij de afleggers worden de conditiën nog ongunstiger. Er is open broed met een rijpe koninginnencel, die op het uitkomen staat. De voedselbrij, uit den aard der zaak niet overvloedig aanwezig, wordt met mondjesmaat aan de jonge koningin toegedeeld. Het kan niet anders of de geslachtsrjjpheid moet en als gevolg daarvan de bronstigheid moet achterlijk blijven, in overeenstemming hiermede zien wij de bevruchting later of in het geheel niet optreden.

In den laatsten tijd wordt als de zekerste wijze, om jonge koninginnen te doen bevruchten, aanbevolen het vormen van bevruchtingszwermen. In een bevruchtingskastje wordt een half pond bijen met een jonge koningin gebracht. Het wordt enkele dagen gesloten gehouden en rijk van voedsel voorzien. De jonge koningin wordt daardoor overvloedig gevoed, is spoedig geslachtsrijp en bronstig. Laat men haar na eenige dagen vrij, dan volgen de bruidsvlucht en bevruchting spoedig. Het komt ons voor dat deze methode het snelst tot het doel in de bevruchting voert.
Januari 1923.
v. R.