Het overbrengen van een volk uit vasten in lossen bouw.

Over het overbrengen van een volk uit vasten in lossen bouw zijn al een paar keer stukken geplaatst in ons orgaan. Menig imker heeft daar zijn eigen inzichten naar voren gebracht, en ieder meent, dat zijn manier de beste is, en werkelijk zijn er vele methoden toe te passen, die goed werken. Ik wil nu volstrekt niet zeggen, dat mijn manier de beste is, doch door wrijving van gedachten komt men aan het ware doel. Dat is dan ook de reden, dat ik hier mijn werkwijze naar voren wil brengen.

Zoo ongeveer half April is voor onze streek daar het best passende voor. De volken zijn dan flink aan 't werk, de kruisbessen zijn in vollen bloei, en de nectar vloeit, wind en weder dienende, ruimschoots. De avond vóór de operatie wordt de bestemde ronde korf ontdaan van alle spijlen, voorzichtig natuurlijk, opdat er zoo weinig mogelijk aan de raten wordt beschadigd, de opengekomen spijlgaten zorgvuldig dicht gestopt, met mos, of desnoods gras, en de korf wordt op zijn plaats gezet.

Den volgenden dag wordt een tafel geplaatst, zoo dicht mogelijk bij de plaats waar de korf staat, op die tafel worden de ledige ramen gelegd, vervolgens afgepaste draden, (zeer goed is bloemendraad) de korf wordt van zijn plaats genomen, en de kast, welke de nieuwe woning zal worden, in de plaats gezet, geheel zonder ramen.
Nu plaatst men den ronden korf het onderste boven op den grond, en neemt men een scherp mes (aan te bevelen is een nieuw snoeimes), geeft de bijen een weinig rook, en snijdt den korf van voor en achter tot aan den kop door (ik reken hier, dat de korf koude bouw heeft).

Tusschen de twee middelste raten, zooveel mogelijk oppassen, dat er geen bijen gedood worden. Is eenmaal de korf voor en achter opengesneden, dan valt het geheel als een boek voor den bewerker open.
Nu neemt men de eerste de beste raat, hetzij rechts of links, en snijdt die voorzichtig met een korf mes in den kop van de korf los, zoo diep mogelijk. Voorzichtig wordt de raat er uitgenomen, en de bijen afgeveegd in de gereedstaande bijenkast. Zijn de bijen tot de laatste toe van de raat verwijderd, dan wordt deze op de tafel gelegd, een ledig raampje er op gelegd, en langs de latjes zoo precies mogelijk afgesneden, daarna met twee bloemendraadjes, om de latjes met afgepaste raat, omwonden en vastgemaakt. Onmiddellijk wordt het volle raam midden in de woning gehangen, met het bovenste van de raat naar achteren, broednest naar voren.

Nu volgt de raat van de andere zijde, en zoo vervolgens aan, zoodat de raten zooveel mogelijk op de plaats komen, zooals ze in den korf geplaatst waren. De darrenraat wordt natuurlijk geheel verwijderd en de open gekomen eventueele tekorten aangevuld met stukjes fijne raat.
Zijn eindelijk alle bruikbare raten verbruikt, dan kan de rest aangevuld worden met uitgebouwde ramen uit de reserve, of anders met volle wasplaten.

Wat nu in den korf is overgebleven aan bijen en lossen honig, wordt over de raamlatten verdeeld. Natuurlijk zijn daar heel wat bijen bij die met honig zijn bezoedeld, maar dat alles komt in orde, honig gaat er totaal niet verloren, en is er zeer voorzichtig gewerkt, dan kost het ook niet veel bijen.
Nu dekt men alles netjes af, en laat het volk een paar dagen rustig staan, om dan na die paar dagen de bodemplank eens te reinigen, en de draden van de ramen zachtjes te verwijderen.

Ik heb met deze methode verrassende uitkomsten ondervonden, met bijzonderen ijver wordt er in de nieuwe woning gewerkt, dat het een lust is om te zien. Ieder Imker zal natuurlijk begrijpen, dat men zoo'n operatie niet moet heginnen met een klein, volkje. Heeft men geen groot volk, dan moeten er twee voor gebruikt worden, daar volkssterkte de groote factor is.

S.A. DE VISSER Jzn.
Kruiningen, Febr. 1923.