Wie vervangt de Iepenboom?

De iependood waart over het land. In verscheidene bladen en tijdschriften kan men droeve klachten lezen. Eenige jaren geleden, zoo ongeveer gelijk met de Spaansche griep, is het begonnen. Een onbekende en ongekende ziekte is bezig Nederland, België en West-Duitschland van zijn iepenschoonheid te berooven.

Het ziektebeeld is aldus: In den top van den aangetasten boom, onverschillig jong of oud, begint het blad ontijdig te verkleuren. Daarna sterft het hout van boven af en dit proces zet zich langzaam maar zeker laar onderen toe voort. Doorgaans komt dan de iepenspintkever een beetje helpen en de boom is onherroepelijk verloren.

Dezen zomer heeft men in Utrecht beplantingen, 500 aangetaste iepen gemerkt. Voor ons bijenvrienden is dit in dubbele mate te betreuren.
Niet alleen is de iep in alle jaargetijden door zijn fijne vedervormige vertakking een lust voor het oog, maar in het vroege voorjaar komt hij bovendien door zijn bijzondere kleur, imkers hart bekoren. In 't laatst van Februari, of begin Maart staan de roodbruine windbloemen bij duizendtallen gereed om op den eersten zonnigen dag hun stuifmeel uit te strooien. En de bijen maken dan gaarne gebruik van deze gelegenheid om hun voorraad aan te vullen.
Wie kent ze niet, die grijswitte pollen, die zelfs nog vóór de gele der wilgen ingezameld worden? Doch, helaas, de Koning gaat dood, leve de Koning! maar wie zal dat zijn?

Ziedaar voor bijenhouders geen onverschillige vraag en misschien een taak voor verschillende afdeelingsbesturen. Het kan den Imkers natuurlijk niet onverschillig zijn of het ontstane hiaat gevuld wordt met voor bijen waardevolle of absoluut waardelooze boomen.
In het mooie tijdschrift "Buiten" werd onlangs een lans gebroken voor de Plataan. Niet dat ik dezen boom, met zijn typische vervellingskuur, waardoor stammen en takken in den winter een eigenaardig bont aanzien hebben, een kwaad hart toedraag maar een bijenboom is het in geen geval. En volgens een Engelsch geneesheer kunnen de millioenen fijne haren, vrijkomende bij den zaadval, bij daarvoor gevoelige personen een keel- of longaandoening veroorzaken.
In mijn woonplaats noemt de straatjeugd de ongeveer 2 à 3 c.M, in doorsnee zijnde zaadbollen, jeukbollen en worden ze gaarne gebruikt om er een gedeelte van, in den hals hunner kameraden te stoppen, waar ze een branderige jeuk veroorzaken.

In het weekblad "Onze Tuinen", wordt door den deskundige, den Hortulanus J.K. Budde, de Japansche Ginkgo biloba, warm aanbevolen.
Deze boom, een overgangsvorm tusschen naald- en loofboom, was hier in een voor-historisch tijdperk inheemsch. Tengevolge van klimaatsveranderigen schijnt hij daarna uitgestorven te zijn. In Zuid-Limburg wordt hij vaak in versteenden toestand aangetroffen. Tegenwoordig bevalt het hem in ons land heel goed, getuige een exemplaar van pl.m. 100 jaar oud, staande in het Hoogelandsche park te Utrecht vlak bij Neêrlands grootsten Haagbeuk.
Aangezien zijn bloeiwijze het dichtst bij de naaldboomen staat, vermoed ik, dat hij alleen als stuifmeel leverancier in aanmerking zal komen. Dezen zomer hoop ik hem met mijne bijzondere opmerkzaamheid te vereeren. Een bijenstand is er heel dicht bij, zoodat ik veel kans heb het al- of niet plaatshebbende bijenbezoek waar te nemen.

In Utrecht willen haast alle boomen groeien; daar bloeit en honingt de Linde, de Eschdoorn, de acacia, de Kastanje, enz. De laatste echter geeft in de meeste gevallen wel bloemen, doch geen honing. Want de kundige mensch heeft deze veredeld, de bloemen verdubbeld en helaas de nectar ontnomen. De Linde honingt ook niet in alle streken.
Daarom ware het misschien de moeite waard, om na te gaan welke voor bijen waardevolle boomen op verschillende plaatsen dankbare plaatsvervangers voor de iepen zouden zijn en dienovereenkomstig adviezen te geven of verzoeken te richten tot daarvoor in aanmerking komende Gemeente- of Polderbesturen enz., zoodat het met het oog op de Imkers niet zijn moge: Bij U, over U, doch zonder U.

Utrecht, K. J.