Uit de Praktijk II.

Bijenhouden in Friesland door J. H. Visse Mantgum.
Treffen we hier in Friesland tijdens de paardenbloemendracht mooie vliegdagen, zooals 't afgeloopen jaar, dan is de grondslag voor een goed nest geven, dat men het er gerust op wagen kan om een tweede broedkamer boven op 't broednest te plaatsen. Dit doe 'k trouwens als 't eenigszins kan steeds. Op 29/4 '21 plaatste ik deze (zonder rooster), daar de broedkamer tot de toplatjes bezet was met broed.

Ongeveer 3 weken daarna ging 'k zien, hoe ze in de bovenbroedkamer gevorderd waren, daar ook van deze 10 raampjes 7 à 8 met gesloten broed voorzien waren, plaatste ‘k de moer onder en legde den rooster tusschen de 2 kamers. Hierdoor kwamen de broedcellen boven vrij voor berging van den witten klaverhoning, welke dracht ongeveer half Juni tot half Augustus voorkomt, bovendien bergen de bijen niet ongaarne honing in uitgeloopen broedcellen. Er waren ook raampjes bezet met gesloten en open broed, toen plaatste 'k de moer onder en nog een paar ramen met veel stuifmeel in de bovenste verdieping; ik liet deze ramen expres boven hangen om te zien of na verloop van eenige dagen, als alle broed uitgeloopen was en nu geen eitjes meer hierin konden gelegd worden, de bijen dit stuifmeel nabij het broednest onder den rooster zouden halen. Inderdaad bleek mij na pl.m. 14 dagen bijna geen pollen boven meer aanwezig waren!

De darren, die boven uitliepen (nogal veel van die dikzakken) konden nu door den rooster geen uitweg vinden; aangezien 'k genoeg van dit volkje onder had, deed 'k ze voor 't meerendeel "van de hand" of wel voordat ze uit hun kluisje waren gekropen, werden ze "gekopt" d.i. zooals de imkers wel weten, met een mes niet al te zacht over hun gedekselde hoofden strijken. Zoo kwamen deze heeren niet in de gelegenheid om van den reservevoorraad een lui leventje te krijgen.

Nu komen we aan een der lastigste perioden van de imkerij, doch een van de mooiste voor de bijtjes, n.l. den zwermtijd, den weeldetijd voor haar en tevens een van overvloed! We kunnen uitbreiden, ramen tusschen broednest hangen, die leeg zijn of nog uitgebouwd moeten worden, 't helpt weinig of niets. Er komt een tijd, dat de natuur haar rechten laat gelden. Er loopen dagelijks zooveel jonge bijen uit (het voedselgevend element) dat er ruimte te kort schiet; geen eitjes, geen larven (open broed) zijn er voldoende meer aanwezig om aan al dien aandrang voldoening te geven, de voedselnemers komen in de groote minderheid en het evenwicht is verbroken!

De koningin door de jonge bijen tot het uiterste gevoed om maar eitjes en nog eens eitjes af te zetten (pl.m. 1200—1800 per dag in den besten tijd van haar bestaan) kan deze niet meer plaatsen en zoo ontstaat een onhoudbare toestand, die zich ten slotte moet wijzigen in een afscheiding: het zwermen. Een stuk natuurdrift waar wel veel tegen te doen is, doch zooals we meermalen ondervonden hebben, meestal zijn uitweg vindt door een voor den imker zoo ongewenschte aangelegenheid!

Op 10 Juli '21 kreeg ik zoo'n evenement; doordat hier weinig boomen om mijn standje staan, zit de zwerm meestal nog al laag. 'k Nam deze groote uittocht te baat om den honingzolder, die nogal zwaar belast scheen, uit te slingeren. Deze oorspronkelijke 2e broedkamer bracht mij als eerste oogst ruim 30 pond honing op. Denzelfden dag de broedkamer nagezien, die voor 2/3 ontvolkt was en de overtollige moerdoppen weggesneden en 's avonds werd de geschepte zwerm weer op het door hem verlaten volk geslagen, marcheerden de deserteurs flink berookt weer naar onder na vooraf de moer, wier taak geëindigd was, uitgevangen te hebben.

Somtijds komen er nog wel nazwermen, doch zoolang 'k in Friesland imker, heb 'k daar weinig last mee en blijven ze gewoonlijk weg.
Na 4 à 5 dagen wordt de bevolking nog eens geïnspecteerd of van de eitjes, die op den zwermdag nog aanwezig waren soms moercellen waren aangezet. De imkers weten, dat van een eitje van hoogstens 3 dagen nog een moer kan “gefokt” worden en dus nog verscheidene moercellen aangezet kunnen worden, die dan weer weggesneden worden. Veeltijds blijven dan de nazwermen achterwege.

Toen 'k op 24/7 een jonge moer hoorde “tuten” en op 29/7 eitjes opmerkte, was 'k wat deze kast betrof, gerust. Daar 'k op dien datum weer pl.m. 30 pond honing uit dezelfde honing-broedkamer kon slingeren bewees dat deze nijvere diertjes niet geluierd hadden en ...... er dracht was geweest, gepaard met goed weer. Van dit volk oogstte 'k op 8/9 nogmaals 20 pond honing, zoodat van vorige keeren meegerekend pl.m. 80 pond werd binnengebracht.

De jonge moer had een flink broednest gevormd, wat voor de inwintering altijd een prettige ervaring is, daar dit de bijtjes weer worden, die 't volgend voorjaar de fundamenten moeten leggen voor 't volgend seizoen, dat terwijl we dit schrijven een stille wensch is van vele imkers!
Een volgenden keer iets over in- en uitwintering.