Roer.
In het handboek over inwendige ziekten van onze huisdieren (hiertoe behoren ook de bijen) van Prof. Dr. Marek aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Budapest anno 1921 staat op pag. 834:
Roer is een niet besmettelijke ziekte van de bijen, die veel voorkomt.
De oorzaak zit in de sterke ophooping van den afgang in het darmkanaal. Het is als zoodanig een zuivere darmziekte. Wordt de afgang microscopisch onderzocht, dan kunnen wij zien, dat er veel bacteriƫn in voorkomen en die afgang in gisting is. Het komt vooral in het voorjaar voor bij bijenvolken, die gedurende de winterrust te veel voedsel opnemen.
Een te koude woning, een onrustige standplaats, moerloosheid of een te zwak volk maken de bijen onrustig. Zij verlaten dan den winterzit en vallen op den honigvoorraad aan. Uitvliegen om af te zetten doen zij nog niet, iedere voedselopname doet de vulling van de darmen toenemen en er ontstaat gisting. Het darmslijmvlies komt in ontsteking en de darminhoud wordt meer vloeibaar; er ontstaat nu een soort diarrhee. De bijen kunnen aan den aandrang tot ontlasting niet langer weerstand bieden en zetten een dunne stinkende vloeistof af. De wanden van den korf, het vlieggat enz. wordt bevuild; door uitdrogen ontstaan daaruit de bekende bruin-zwarte korsten.
Komt er nu een reinigingsvlucht en gaan de bijen meer uit, dan volgt genezing op natuurlijke wijze. Blijft het koud weer, zoodat de bijen thuis blijven, dan kan het voorkomen, dat de bijen in massa sterven en door ontbinding de lucht verpesten in den korf. Zoo'n volk blijft dan altijd achterlijk. Een lange winter geeft de meeste kans op roer, terwijl zachte winters, waarin de bijen nu en dan uitvliegen, de roer voorkomen.
Febr. '23. v. R.