Hoe kan men de bijen in den herfst tot nut en genoegen bewaren?

Eerst dien ik nu een kleine opmerking te maken. Door dat die eene zin in mijn vorig stuk eenigzins verkeerd is neergekomen, zou het als 't ware een aanzien geven, alsof ik wilde beweren, dat een groote hoeveelheid bijen naar evenredigheid ook niet minder voedsel gebruikten dan een klein aantal. Neen, dat is nu juist mijn bedoeling niet.

Wel beweer ik, dat een groot aantal bijen veel meer voedsel gebruikt dan een tamelijk middelmatig getal, maar naar evenredigheid zullen ze wel niet zooveel gebruiken. Ik geloof niet dat b.v.b. 30.000 bijen driemaal zooveel voedsel gebruiken als 10.000. Door het toevoegen van b.v. 5 pond suiker kan men al heel wat bijen bijvoegen, en met 10 pond suiker bij een volk dat tamelijk de kost heeft, kan men gerust het getal verdubbelen. En dan heeft men in 't voorjaar mooie sterke volken. De suiker is nu wat te duur, maar toen ze, zooals vroeger wel eens was, als accijnsvrij niet meer dan 10 à 11 cent kostte, dan was het nog maar ruim een gulden. Doch niet ieder heeft het geld er voor over en ook niet ieder kan het geld er altijd voor missen. 't Is hier ook al weer: die het meeste geld heeft, kan het genoeglijkste en voordeeligste werken. Sterke volken in 't voorjaar is mooi, wil men ze dan vooruithelpen, zij nemen het voedsel ook veel beter op dan kleine. En bij een vroeg gewin is het zeer nuttig.

Geeft men echter aan een volk, dat tamelijk door den winter kan, een groote hoeveelheid bijen bij, zonder suiker bij te voegen, dan komt men bedrogen uit, want dan is het voedsel tegen begin Maart meestal al geheel verteerd. Dan moet men voederen, wat op dien tijd meestal een groote last is. Bovendien moet men dan wel een groote hoeveelheid voedsel geven, zoodat ze voorraad houden. Want, als de bijen in 't voorjaar niet genoeg voedsel hebben, zetten ze geen broed, zoodat ze, als in den voorzomer de oude bijen geleidelijk afsterven, geen jongen hebben, die het getal weer aanvullen. Zoodoende kan het gebeuren, dat men, door met een matige hoeveelheid bijen te overwinteren, het verder brengt dan met een groot aantal. Deze zetten dan van den nog aanwezigen honing, broed, dat ter gelegener tijd de gelederen weer kan aanvullen.

Treft het nu, dat de Meimaand slecht weer geeft, zoodat er weinig gewin is, dan zijn matige volken dikwijls beter dan sterke. Zorgt men echter naar evenredigheid ook voor genoegzaam voedsel, dan gaan sterke volken er mee door.

Men kan de bijen evenwel ook nog anders gebruiken. Is het een goed honigjaar, zoodat alle volken zwaar zijn en waard om te verkoopen, dan kan men kostbijen weer maken, door de bijen van een paar volken bijeen te voegen en voederen ze met suiker op. Dit gaat heel goed als men 't maar vroegtijdig doet. Liefst niet later dan half September er mee te beginnen. Ze zetten dan altijd ook nog wat broed en halen nog heel wat stuifmeel bij. Vroegtijdig gedaan, kunnen het soms heel goede volken worden. 't Gaat zeer goed in een ledigen korf. Met kunstraat in een kast of boogkast gaat het echter nog beter.

Ook kan men van een moerloos volk best een kostbij maken. Even de bijen er uit nemen en dan een ander volk met een goede moer er weer in doen, en dan ze een behoorlijke hoeveelheid suiker bij geven. 't Behoeft juist geen 20 pond te zijn, zooals sommigen beweren, och neen, met 10 pond kan men al heel wat bijen overwinteren, en in 't voorjaar, niet al te vroeg, kan men wel weer bijhelpen.
O zeker, als men zooveel geeft dat ze tot half Mei of begin Juni genoeg hebben, dit is niet te versmaden, maar niet ieder heeft juist altijd het noodige geld om dit zoo rijkelijk te kunnen doen.

Ook kan men een klein volkje, dat overigens goede eigenschappen heeft, wat bijen bijvoegen en voeren ze met suiker toe voor kostbij. Natuurlijk moet een volk, dat in een leegen korf komt, veel meer suiker hebben dan in een korf met raten.
Die zelf perst, kan best de zware volken er uit blazen, den honig er uit nemen en een weinig er van in de raten van het broednest laten zitten, en een weinig honig boven in den korf doen. Dan de bijen er weer in en ze met suiker aanvullen. Dit jaar zal het wel wat laat worden eer ze van de heide komen, omdat het laat honig geeft. Is het echter in October nog mooi weer, dan kan het opvoederen desnoods ook nog wat later gebeuren. Echter, in gewone jaren, als het heidegewin meest met begin September ophoudt, dan, hoe vroeger men het doet hoe beter.

Zoo kan men, als men het goed doet, de bijen dikwijls tot genoegen en tot voordeel bewaren, en voor den imker, die niet gaarne zijn bijen mag dooden, is het tevens een groot genot. Natuurlijk is er nog al wat tijd voor noodig om dit alles te doen, en voor degene die dit er niet voor over heeft, en zich er in het minste niet om bekreunt om zijn bijtjes te dooden, is het de gemakkelijkste en de kortste weg, de zwavellap er onder en weg er mee. Mij stuit dit echter altijd tegen de borst.

Met boogkorven kan men er soms wel op werken, bij een goed heidegewin, dat men op het eene eind in den korf, zooveel raten met tafelhonig heeft, dat het per volk een goede opbrengst geeft. 't Is mij eens gelukt dat ik uit een korf met 13 ramen, 6 ramen met zuiveren raathonig haalde, die samen 25 pond wogen. In die overige zeven ramen zat nog ruim de kost. Zoo kan men dus zoo'n volk laten leven en ook nog een goede opbrengst krijgen. De bijen wonnen toen haast 3 à 4 weken flink op de heide. Maar helaas, dit is zoo zelden het geval.
F. DE VRIES.