Een merkwaardige weggevlogen bijenzwerm.

Het afwisselend, ja, wonderlijke weer van dezen zomer, heeft ons wat onze bijen aangaat — verrassingen gegeven, en daarvan wil ik hier een geval vertellen, in verband met het stukje "Zwermen" in het Nov-nummer.

Het voortdurend ongunstig afwisselend weer in Aug. — waar hier in Drente geen enkele goede vliegdag geconstateerd kon worden, was — niettegenstaande de heide bij uitstek mooi bloeide — oorzaak, dat de volken weinig of in 't geheel niet in gewicht vooruit gingen, en 't gevolg was, dat er voortdurend zwermlust bestaan bleef, kenbaar door 't aanzetten van speel- en moerdoppen als anderzins.

Op Vrijdag 31 Aug. werd de temperatuur wat milder, 1 en 2 Sept. waren tamelijke vliegdagen en op 3 Sept. werd er flink gewonnen. Zooals gewoonlijk werden de korven eens even getild, en bij dat omkeeren op dien dag, hoorde ik er nog een roepen. Natuurlijk werd die korf toen nagezien en werden de doppen weggesneden, zulks werd zoo nauwkeurig mogelijk gedaan, en ik was toen ook de meening toegedaan, dat slechts de tutende koningin alleen in den korf zou zijn, en er dus geen zwerm, meer zou afkomen. Eenige dagen daarna, moest ik echter aan de sterke vermindering van het volk, toch wel tot de overtuiging komen, dat ik mij vergist had en er wel een zwerm was gedrost.

Zooals een imker doet, keek ik nog wel eens even in 't rond, doch ik vond geen zwerm. 't Was op Maandag 13 Sept. — een vrij goede vliegdag — dat ik met een collega bij de bijen was, en wij ons verheugden in het mooie gewin der laatste dagen toen onze aandacht getrokken werd, door het af- en aanvliegen van bijen, op eenzelfde punt, onder een ruwe sterk overhangende veldden, en zagen wij tot onze verbazing, een grooten zwerm hangen, tenminste wij dachten dat op 't eerste gezicht, omdat wij niet anders dan bijen konden zien, maar bij nadere inspectie, bleek het niet meer een pas afgekomen zwerm te zijn, doch een volledig volk, en het moest de zwerm zijn, van den korf die op 3 Sept. stond te roepen, want op de plek waar hij hing, had ik op 1 of 2 Sept. nog gelegen, om een wijle te verpoozen, en was toen daar nog geen zwerm aanwezig. Ik wil hiermede slechts constateeren, dat bedoeld volk hoogstens 9 à 10 dagen oud kon zijn.

Deze zwerm dan, of liever dit volk, had zich geheel geïnstalleerd, zooals dit met een zwerm in een leegen korf 't geval is, er waren 6 raten gebouwd, waardoor takjes van den en heide, de middelste raat was begonnen aan een tak van ± 5 c.M. dikte, en zoo zat 't geheel onwrikbaar. De middelraat had een lengte van 20 à 22 c.M. en ongeveer dezelfde breedte, de naast staande raten waren wat minder lang en breed, en de buitenste weer zooveel korter en smaller, en was aan de eene zijde de 6e raat pas begonnen, het geheel had vrijwel den vorm van een kogel, met afplatting van boven.

Door flink te berooken werden de bijen, inclusief de koningin, naar boven op den tak gedreven, en kon alles met inbegrip der takjes worden afgesneden. De bijen werden in een korf gedaan en deze op die plek neergezet, en konden ze opnieuw hun woning inrichten, want 't was ondoenlijk het werk in den korf te spijlen daar het te frisch en te teer was, zoodat ik tegen wil en dank moest oogsten en 't resultaat was, dat ik kreeg pl.m. 3 K.G. honing, hoofdzakelijk nog onverzegeld, er zal ongeveer een ½ d.M2. verzegeld geweest zijn verder waren er veel eitjes, en zelfs eenige maden van 1 à 2 dagen, en bijzonder veel stuifmeel.

Ik wensch de aandacht te vestigen op het korte tijdsverloop, waarin het bovenstaande heeft kunnen plaats vinden als:
a. De koningin moet direct bevrucht zijn geworden, anders hadden er nog geen maden kunnen zijn;
b. honing kan na eenige dagen rijp zijn om te verzegelen;
c. het bouwen is hier geschied onder abnormale omstandigheden, want al was het op den dag goed vliegweer, de nachten waren toch koel.

Het zou interessant geweest zijn als ik een foto had genomen, en deze ter illustratie had kunnen bijvoegen doch de tijd ontbrak me daartoe.
Nu komen enkele dergelijke gevallen meer voor, doch dat speurbijen een dergelijke plek kunnen uitzoeken, betwijfel ik, want van overwintering in zoo'n geval is geen sprake, alhoewel het geheel van boven wel was volgebouwd en als 't ware een kapje vormde, zoodat regen niet in 't broednest kon dringen, was er overigens geen beschutting. Ik beschouw deze plek dan ook als geheel willekeurig en toevallig zonder bewustzijn.
v. H.