Honing.

(Vervolg).

Opgemerkt moet worden, dat alle bijen geen honinghaalsters zijn. Er zijn ook nog watersjouwsters en stuifmeelhaalsters. Vergeten wij ook niet, dat er maar weinig z.g. drachtdagen zijn en de bijen maar niet iederen dag ponden nektar kunnen verzamelen. Wat den eenen dag soms gewonnen wordt, hebben ze de 2 volgende dagen, als er geen dracht is, noodig om van te leven en om het broed te verzorgen.

Hoe dikwijls komt het voor, dat het schitterend bijenweertje is, doch er weinig of geen drachtbloemen zijn. Meermalen hebben wij het meegemaakt dat b.v. tijdens den boekweitbloei (de eerste weken van Juli) het iederen dag regenachtig en guur was, zoodat de bijen niet konden uitvliegen. De boekweit was nauwelijks uitgebloeid of toen kwam het prachtigste weer van de wereld, doch er was nagenoeg geen bijenweide.

Ook moet de imker zorgen tegen den bloei van klaver, linde, boekweit of heide, krachtige bijenvolken te hebben. Is het weer dan tijdens den bloei dezer gewassen gunstig, dan kan hij veel honing verwachten. Het jaar 1922 is voor de imkerij zeer ongunstig geweest en kan de honingoogst als totaal mislukt worden beschouwd.

Honing was in de vroegste tijden reeds bekend als een nuttig voortbrengsel. De Bijbel verhaalt ons in Genesis 43:11 dat Jacobs zonen aan Jozef in Egypte het loffelijkste des lands moesten brengen n.l. een weinig balsem en een weinig honing. Vele malen o.a. in Exodus, Numeri, Deut., Jozua, Jeremia en Ezechiel is sprake van een land overvloeiende van melk en honing.