Uit de Praktijk IV.

Bijenhouden in Friesland door J.H. Visse te Mantgum.

Per telefoon werd ik in 't laatst van Augustus j.l. gewaarschuwd door een wachter „dat in de onmiddellijke nabijheid van zijn post (op een boerenerf) een groote zwerm bijen aangevlogen was". Met den schepkorf op de fiets was 'k al gauw „ter plaatse" en de groote zwerm geschept. De zwerm was echter veel kleiner dan 'k mij had voorgesteld. Op een rustig plekje achter een heining voorloopig neergezet om hem 's avonds op te halen en daarna in een „noodwoning" te bergen. Ik stelde mij in bezit, al was 't dan ook een klein, toch een volk meer. Warmte en voer zou het kunnen redden; als 'k het zoover weet te brengen dat 't goed voor den Winter komt, dan is 't boven Jan.

De maanden April en Mei kunnen hier in Friesland met een zwak volk wonderen doen verrichten! De klaverdracht was echter nagenoeg afgeloopen en 't weer vele dagen te ongunstig om uit te vliegen, zoodat 'k met een raam met broed, honing en stuifmeel uit een naburige kast het zwermpje versterkte, bovendien het nog wat bijvoerde. Hierdoor ontstond „roof". Door het vlieggat zoo klein mogelijk te stellen, gelukte het de beroovers afdoende weerstand te kunnen blijven dienen. Door af en toe een pot voer toe te dienen bleef de toestand van het volkje niet ongunstig, zelfs werd nog wat broed aangezet!

In 't laatst van November ('t was toen nog tamelijk zacht weer) zou 'k voor 't laatst nog eens nazien of de pot voer dien 'k er den vorigen dag opgezet had, al leeg gehaald was. Daarmede bezig zijnde, bemerkte 'k met 't wegnemen der kleedjes in de open ruimte achter het scheidingsplankje een weinig afgeknaagde raat. Die kwam mij verdacht voor en jawel bij 't afnemen van 't laatste kleedje boven de ramen, zag 'k dat een veldmuisje, dat op de een of andere wijze in de kast was gekomen (hoe, dat kan 'k ook niet verklaren, daar 'k inmiddels een nieuwe Simplex uit Wageningen had ontvangen en deze „muisvrij" zijn) en hier een winternestje dacht aan te brengen!

Van de afgeknaagde kleedjes was reeds een begin daarvoor gemaakt, verder bleek mij, dat een der buitenramen gedeeltelijk afgeknabbeld was.
Om die liefhebberij van dat lieve diertje geen vrij spel te laten, besloot 'k daarom de standplaats van de kast, die toch al niet te rooskleurig was, in 't komende gure seisoen te verwisselen tegen een betere en veiliger tegen een muizenbelegering en wel door ze in den kelder te plaatsen.

Zal 'k het volkje daar goed door den Winter heen krijgen? Zullen ze voedsel te veel innemen, zoodat bevuiling der raten, met al dien nasleep, daarvan het gevolg zal zijn? Zullen ze rustig aaneen gesloten blijven, of trachten uit te vliegen en daarvoor hun winterwerblijf onmogelijk maken?
Al deze vragen met nog vele andere worden mij thans opgeworpen nu 'k tot deze verplaatsing ben overgaan.
Zoodra 'k deze kan beantwoorden wil 'k gaarne t.z.t. ze hier mededeelen. Zijn er imkers, die een of meer volken op deze wijze hebben doen overwinteren, houd 'k mij gaarne aanbevolen om iets hieromtrent te vernemen.